Pensioenfonds: een familie met één spaarpot
Jarenlang zat hij bestuurders van de top 50 in pensioenenland op de huid. Sinds kort staat hij zelf aan het roer bij een van de grotere fondsen. Directeur David van As van bpfBOUW: „We moeten jongeren en ouderen recht in de ogen kunnen kijken.”
De miljarden vliegen Van As al jarenlang vrij letterlijk om de oren. Eerst bij De Nederlandsche Bank (DNB) waar hij de afgelopen acht jaar als afdelingshoofd verantwoordelijk was voor het toezicht op de vijftig grootste pensioenfondsen. Een club die goed is voor circa 85 procent van het duizelingwekkende Nederlandse pensioenvermogen van ruim 800 miljard euro.
In september maakte Van As de overstap van het toezicht naar de sector zelf. Als directeur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid –bpfBOUW, een van de grootste vijf pensioenfondsen in Nederland– is hij nu samen met het bestuur verantwoordelijk voor de circa 32 miljard euro aan belegd vermogen waaruit de komende decennia de oudedagsvoorziening moet worden betaald voor de ruim 800.000 (ex-)werknemers in de bouwsector.
Een opvallende move?
„Het was tijd voor een volgende stap. Ik kende zo ongeveer iedereen in de sector. Voor een toezichthouder schuilt daarin het gevaar van verkleving. Om dat te voorkomen kent DNB de regel dat mensen niet te lang op dezelfde post blijven zitten. Al is het absoluut niet zo dat ik mensen die ik goed ken niet de waarheid zou durven zeggen. Ik heb het in mijn vorige functie veel pensioenfondsbestuurders vrij moeilijk gemaakt. Wat me wel is opgevallen, is dat wanneer je die mensen na enige tijd weer sprak, daar altijd respect voor was. Belangrijk is ook dat je in dit werk open kaart speelt. Ik heb me heel bewust voorgenomen op deze post zo transparant mogelijk te zijn, Wat dat betreft zit ik in een goede sector. Bouwvakkers zijn vrij directe mensen. Die houden er niet van als je eromheen draait.”
Voormalig DNB-directeur Henk Brouwer stapte onlangs over naar pensioenfonds ABP, u ging van DNB naar bpfBOUW. Andersom verhuisde Olaf Sleijpen van pensioenvermogensbeheerder APG naar DNB en houdt daar nu toezicht op de sector. Wordt de pensioenwereld zo geen old boys network?
„Nee, ik heb altijd bewust geprobeerd daarvan geen onderdeel te worden. Maar misschien word je dat gaandeweg toch wel een klein beetje. Zou best kunnen. Een overstap van het toezicht naar de sector zelf en andersom wordt overwegend als nuttig ervaren. Het is niet goed als er over en weer vooral vijandbeelden bestaan. Dat is schadelijk voor wat je samen wilt bereiken. Iedereen heeft baat bij een sterke sector en goed, streng toezicht. Dat geldt ook voor bpfBOUW. Ik ben hier ook niet strategisch neergezet, zo van: „David, ga jij ons eens even helpen om bij DNB in een goed blaadje te komen.” Wel komen mijn ervaringen uit het verleden goed van pas. Ik weet wat er mis kan gaan en welke zaken je goed moet regelen. DNB hamert er vaak op dat fondsen ervoor moeten zorgen dat ze voldoende expertise in huis hebben om te kunnen beoordelen of derden die hun geld beleggen, dat zorgvuldig doen. Zo heeft bpfBOUW vorig jaar geconcludeerd dat in deze complexe tijd een eigen bestuursbureau onontbeerlijk is ter ondersteuning van het bestuur. Ik ben daarvan de eerste directeur. Een grote verantwoordelijkheid.”
Vorige week schreven pensioenfondsen geschiedenis door voor het eerst sinds het ontstaan van de aanvullende pensioenvoorziening kortingen op de uitkeringen aan te kondigen. Als de situatie op de financiële markten niet verbetert, zullen ambtenarenfonds ABP en de metaalfondsen PME en PMT in 2013 de pensioenen afstempelen met respectievelijk 0,5 en 6 tot 7 procent.
Het pensioenfonds voor de zorgsector, PFZW, ontsprong die dans dankzij een soepeler opstelling van DNB met betrekking tot de rente waarmee pensioenfondsen hun dekkingsgraad, die aangeeft in hoeverre een fonds kan voldoen aan zijn langetermijnverplichtingen, mogen berekenen.
Als enige fonds uit de top vijf had bpfBOUW die maatregel niet nodig om afstempeling te ontlopen, zegt Van As. „De dekkingsgraad van bpfBOUW bedroeg op 31 december 99,8 procent. Zonder de DNB-versoepeling was dat 96,3 procent geweest. Ook dat was voldoende geweest om nog geen korting te hoeven aankondigen.”
Die relatief goede positie heeft bpfBOUW onder meer te danken aan het rendement op zijn vastgoedportefeuille. Circa 20 procent (zo’n 6,5 miljard euro) van het vermogen zit in stenen. En wat op het eerste gezicht een weinig lucratieve business lijkt in tijden van forse prijsdalingen op de woningmarkt, pakt voor bpfBOUW juist goed uit, zegt Van As. „Eigenlijk ook niet verwonderlijk, want met vastgoed heeft men hier natuurlijk wel affiniteit. Vorig jaar was het rendement op dit gebied 4,4 procent. De belegging, voornamelijk in goed bezette huurwoningen, vormt al jaren de dieselmotor in onze beleggingspot.”
Toch houdt de Apeldoorner voor de komende periode een slag om de arm. De dekkingsgraad ligt immers nog enkele procentpunten onder de minimumeis van 105 procent die DNB stelt. Van As: „De pensioenfondsen hebben in 2008 eenmalig vijf in plaats van drie jaar de tijd gekregen om boven het dekkingstekort uit te komen. Daarvoor zijn herstelplannen geschreven. Het werkelijke herstel is echter vooral afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, de levensverwachting van de deelnemers aan het fonds en wat de beleggingen doen. Soms gaat het de goede kant op, maar dat kan ook zo weer veranderen. De financiële markten zijn heel onvoorspelbaar geworden. Dat maakt ons werk soms wat ondankbaar. Zo zat bpfBOUW eind 2010 op een dekking van ruim 106 procent. Vooral door de lage rentestand ging daar het afgelopen jaar weer 10 procentpunt vanaf.”
Inmiddels zitten de fondsen in het vierde jaar van de hersteltermijn. Van As denkt dat de eis van 105 procent per eind 2013 haalbaar is, zonder de pensioenen te verlagen. „Maar dan moeten de markten zich wel herstellen.”
Dat fondsen mogelijk moeten afstempelen horen we al sinds 2008. Gekort is er nog altijd niet. Is de sector te lang de hand boven het hoofd gehouden?
„Ik vind van niet. Wat er nu gebeurt met kortingen op uitkeringen is historisch. Belangrijk is ook dat we niet al te heftig reageren op dagkoersen. Het ene jaar met 10 procent korten om dat het jaar erop alweer bij te plussen, daar zit niemand op te wachten. Ik vind dat DNB het keurig heeft aangepakt door de fondsen niet af te rekenen op de bijzonder lage rentestand op 31 december, maar de rente te middelen over een periode van drie maanden. Daarmee voorkom je paniekvoetbal. Dat de korting volgend jaar is gemaximeerd tot 7 procent is een maatregel die ik zelf niet had zien aankomen. Ik zou zeggen: neem de pijn, als die dan toch genomen moet worden, liever in één keer. Door nu maatregelen te nemen voorkom je dat je als sector problemen vooruitschuift.”
In hoeverre zijn de huidige kortingen het gevolg van slecht pensioenbestuur?
„Het is niet zo dat de sector collectief domme dingen heeft gedaan. De huidige, slechte situatie is ze grotendeels overkomen. Niemand had kunnen voorzien dat de rente nu zo laag zou staan en dat geldt ook voor het feit dat mensen veel ouder worden. Ieder extra levensjaar betekent wel twaalf maanden langer pensioen doorbetalen. Dat hakt erin qua dekkingsgraad. Bestuurders kun je dat echter niet aanrekenen. Wel is er te lang de verkeerde voorstelling van zaken gegeven, alsof pensioenuitkeringen keiharde garanties waren. Men had eerder aan de bel moeten trekken om uit te leggen welke risico’s je loopt als deelnemer. In de pensioensector komen verder ook nauwelijks excessen voor. Hier geen wonderlijke en ontwrichtende bonussen, zoals je die wel bij banken ziet. Bestuurders van pensioenfondsen hebben geen topsalaris en rijden geen dure auto van jouw premie. De circa 3500 Nederlandse pensioenbestuurders voeren hun verantwoordelijke taak uit voor relatief weinig geld. En ook bij vermogensbeheerders zie ik geen extravagant gedrag.”
Collectief dus geen grote fouten. En op individueel niveau?
„Zonnekoninggedrag, dát is het grootste gevaar voor de sector. Bestuurders die zich zo gedragen zijn niet meer bereid uit te leggen waar ze mee bezig zijn. Evenwichtige besluitvorming is niet gewaarborgd met een autoritaire persoonlijkheid aan het roer die geen tegenspraak duldt. Binnen een bestuur moet iedereen de ruimte krijgen om vragen of twijfels op tafel te leggen. Ieder mens heeft checks and balances nodig. Wanneer mensen te lang geadoreerd worden, bestaat het gevaar dat ze niet meer bereid zijn te luisteren naar anderen en vooral zichzelf deskundig vinden. Om dat tegen te gaan, probeert DNB steeds meer te kijken naar hoe processen binnen de pensioenfondsbesturen verlopen.”
Volgens critici heeft DNB tandeloos toezicht gehouden.
„Dat is onjuist. Als bestuurders uit de bocht vliegen, pakt DNB ze indringend en vasthoudend aan. De spelregels voor deskundig bestuur in de financiële sector zijn vorig jaar aangescherpt. Dat leidt er ook toe dat meer dan voorheen bestuurders vrijwillig zijn opgestapt. Ja, soms na enige aandringen of ingrijpen van de toezichthouder. DNB heeft veel over zich heen gekregen in de achterliggende periode. Belangrijk is echter dat het toezicht goed focust op de echte risico’s. Controle moet dáár worden ingezet waar het niet goed dreigt te gaan. De afgelopen jaren bij DNB hebben mij geleerd dat het vaak niet zozeer aan systemen ligt, maar dat vooral mensen soms vreemde dingen doen. Die zitten dan aan knoppen waar ze van af moeten blijven, of weigeren juist eraan te draaien wanneer ze die juist wel zouden moeten gebruiken.”
In het pensioenakkoord staat dat fondsen vanaf 2014 de rekenrente mogen baseren op het rendement dat ze zelf verwachten. Critici vrezen dat fondsen zich rijk gaan rekenen.
„Dat voorstel is al veel bediscussieerd. Inderdaad, als een fonds zou rekenen met 5 tot 7 procent verwacht rendement in de waardering van de verplichtingen dan zou dat een fors positief effect hebben op de dekkingsgraad, terwijl de koek, het belegd vermogen, er niet groter door wordt. Dat geeft naar mijn mening een verkeerde voorstelling van hoe het fonds er financieel voor staat. Het gevaar is dan levensgroot dat je op basis van wishful thinking de uitkeringen van ouderen in stand houdt en daarmee een hypotheek legt op de toekomst. Ik ga ervan uit dat DNB een dergelijke vorm van optisch rijk rekenen niet zal tolereren. Beter zou het zijn wanneer er een duidelijk rekenrentevoorschrift komt, met daarnaast wel de ruimte voor een fonds om in te kunnen spelen op de wensen van zijn deelnemers. Die kunnen immers per fonds verschillen, maar dat moet wel vooraf goed worden onderzocht. Ik stel me zo voor dat een piloot meer risico van zijn fonds tolereert dan een bouwvakker. Elk fonds moet een afweging maken tussen ambitie, zekerheid en kosten die past bij de sector.”
Kritiek is er ook op het feit dat jongeren in de huidige systematiek geen stem hebben.
„Pensioenfondsbesturen staan voor de niet geringe taak om aan alle belanghebbenden van het fonds voldoende recht te doen. Dus zowel aan jongeren, ouderen als mensen van middelbare leeftijd. Belangrijk is dat we jongeren met alles wat we doen recht in de ogen kunnen kijken. Dat betekent dat je eventueel noodzakelijke kortingsmaatregelen niet nodeloos uitstelt. Jongeren moeten daarnaast de kans krijgen hun geluid te laten horen. Ik hoop daarom dat bedrijven vaker jongeren willen laten participeren in het pensioenfondsbestuur. Een ontgrijzing en vergroening van de pensioenbesturen, ja dat zou wat mij betreft welkom zijn.”
Ook de verplichte deelname aan pensioenfondsen wordt steeds vaker ter discussie gesteld.
„Als je het niet eens bent met het beleid van je pensioenfonds kun je niet, zoals bij veel andere producten, stemmen met je voeten en je geld weghalen. Wel wordt er door beleidsmakers bijvoorbeeld nagedacht over een stelsel waarbij je weliswaar deelname aan een collectieve regeling verplicht stelt, maar je als werknemer zelf kunt kiezen voor het pensioenfonds dat je aanspreekt. Ook lijkt mij de kans groot dat we op termijn toegroeien naar zogenoemde generatierekeningen (waarbij elke leeftijdscohort binnen een fonds als het ware een eigen spaarpot heeft, MtB). Wel hoop ik dat het collectieve karakter van pensioenfondsen behouden blijft. In het ”iedereen doet mee” zitten mooie elementen. Als een soort grote familie hebben we nu binnen een fonds één spaarpot, waardoor we dus ook de risico’s en kosten samen delen. Dé uitdaging voor het nieuwe pensioenstelsel zal zijn hoe we dat kunnen voortzetten, maar tegelijkertijd ook recht kunnen doen aan alle deelbelangen.”