Kerk & religie

Jane Haining, vastberaden redster van Hongaarse Joden

De bekendste straat van Boedapest is de Andrássystraat. Aan deze brede en lange boulevard met aan weerszijden een rij bomen staat een angstaanjagend, groot en donker, geheel geblindeerd gebouw: ”Terror Háza” (Huis van Terreur).

Gerrit van Dijk
25 January 2012 19:07Gewijzigd op 14 November 2020 18:54
In de winter van 1944 haalden de Hongaarse pijlkruisers, een extreem rechtse groepering, Joden uit de Joodse wijk en dreven hen tot aan de rand van de Donau. Nadat de Joden hun schoeisel hadden uitgetrokken, werden zij doodgeschoten en vielen in de Donau.
In de winter van 1944 haalden de Hongaarse pijlkruisers, een extreem rechtse groepering, Joden uit de Joodse wijk en dreven hen tot aan de rand van de Donau. Nadat de Joden hun schoeisel hadden uitgetrokken, werden zij doodgeschoten en vielen in de Donau.

Hier, op nummer 60, was tot 1945 de geheime dienst van de extreem rechtse, nationalistische Hongaarse regering gehuisvest. Daarna werd het pand, inclusief inboedel –het martelinstrumentarium– overgenomen door de geheime dienst van de communisten.

In dit lugubere pand werd in 2002 het Museum van Terreur gevestigd. Het museum is omstreden omdat het vooral focust op de wandaden van de communisten, maar de even gruwelijke praktijken van de nationalistische, antisemitische Hongaarse regering voor de Tweede Wereldoorlog nauwelijks vermeldt en zodoende verdoezelt.

Veilige haven

Vlak bij dit Museum van Terreur bevindt zich de Schotse Kerk van Boedapest. Deze St. Columbakerk, gelegen in een van de zijstraten van Andrássystraat, is haast het tegenbeeld van ”Andrássy nr. 60”, want de Schotse kerk annex school was in de antisemitische storm voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een veilige haven voor de Joden. Vele Joden die naar vernietigingskampen dreigden te worden getransporteerd werden hier verborgen gehouden. Mede dankzij Jane Haining.

Donderdag wordt er in de St. Columbakerk een herdenkingsdienst gehouden ter nagedachtenis van Jane Haining. De uit Schotsland afkomstige Haining was van 1932 tot 1944 leidster van het Schotse Meisjesinternaat in Boedapest, waar veel Joodse kinderen onderdak vonden. Zij werd in 1944 per veewagen naar Auschwitz vervoerd en stierf in de gaskamers. Als leidster van het internaat had zij veel Joodse levens gered.

Op 27 januari 1997 erkende de commissie voor benoeming van rechtvaardigen van Yad Vashem Jane Haining als ”rechtvaardige onder de volken”. Yad Vashem is de Joodse Wet martelaren- en heldenherdenking, die in 1953 van kracht werd.

Een Schotse comité diende in 1988 het eerste verzoek voor officiële erkenning in bij de commissie van Yad Vashem. De commissie reageerde destijds met een botte afwijzing. Het antwoord luidde: „Na ons onderzoek bleek zonneklaar dat Jane Haining in Boedapest betrokken was bij christelijke zending onder de Joden en u kunt toch van een Joods instituut niet verwachten dat zoiets met een onderscheiding wordt beloond?”

Waarschijnlijk is er ook vanuit Joodse kringen meer informatie naar Yad Vashem gestuurd, want op 27 januari 1997 besloot de commissie van Yad Vashem Jane Haining alsnog te erkennen als ”rechtvaardige onder de volken”.

Schotse vroomheid

Jane Mathison Haining werd op 6 juni 1897 geboren als boerendochter in Dunscore, Schotland. Betrekkelijk jong verloor zij haar beide ouders en haar zuster Helen. Het opgroeien in een moederloos gezin wekte bij haar het verlangen als moeder te fungeren voor verweesde kinderen. Van huis uit kreeg Jane Haining de typische Schotse vroomheid mee, inclusief de liefde voor de psalmen. Een indrukwekkend bekeringsverhaal kon zij nooit vertellen (daar was zij ook te schuchter voor), maar haar hele leven werd gestempeld door de puriteinse vroomheid van het Schotse type.

Ondanks die solide gereformeerde geloofsovertuiging stond zij open voor evangelische opvattingen, gezien het feit dat ze eens een Keswick Opwekkingsconferentie bijwoonde.

Moeder overste

Op haar vijfendertigste solliciteerde Haining, die vanaf haar puberteit een gewaardeerd zondagsschoolleidster was, op een functie voor leidster van het meisjesinternaat dat bij de Schotse school in Boedapest hoorde. Ze was ongehuwd. Vanuit de St. Stephenkerk in Edinburgh werd zij uitgezonden en in juni 1932 arriveerde zij in de Hongaarse hoofdstad om ”moeder-overste” te worden van het meisjes­internaat.

Toen Haining aankwam bij het Schotse internaat aan de Vörösmartystraat, waaraan ook de kerk en de school gevestigd waren, was haar eerste daad het ophangen van een afbeelding van de goede Herder die een schaap bevrijdt uit een doornstruik. Eenmaal geïnstalleerd, scheurde zij haar leren bagagekoffers aan flarden om sandaaltjes voor de Joodse meisjes te maken.

Hongarije had op dat moment de regering-Horty, een extreem rechtse, nationalistische regering die gedreven werd door een fel antisemitisme. De Jodenhaat werd nog eens extra aangewakkerd door de economische crisis en de gebeurtenissen in het nabijgelegen Rusland. Volgens de extreem rechtse Hongaren waren alle Joden communisten.

In deze tijd was de Schotse kerk annex school een oase, een haven voor Joden. Het was nagenoeg de enige plek in Boedapest waar Joden en hun kinderen zich veilig voelden. In heel Europa onderscheidde de Schotse Kerk zich door herhaaldelijk en openlijk tegen uitingen van antisemitisme te protesteren.

De Schotse school in Boedapest werd niet door de fascistische Hongaarse regering gesubsidieerd en had tot 1944 weinig last van politieke inmenging. De Schotse kerk probeerde zo veel mogelijk Joden te helpen, in het bijzonder de Messiasbelijdende Joden, omdat die zowel van Joodse hulp als vaak van christelijke hulp waren uitgesloten.

Bij de ingang van de Schotse school aan de Vörösmartystraat vormde zich dagelijks een lange rij Joden die onderdak en ondersteuning zochten. Jane Haining gaf in deze tijd inburgeringcursussen voor het Britse koninkrijk, omdat veel Joden snel wilden emigreren uit het hun vijandig gezinde Hongarije.

Adolph Eichmann, een van de hoofdverantwoordelijken voor de massamoord op de Joden in nazi-Duitsland, kwam in 1944 persoonlijk naar het zojuist bezette Boedapest om een snelle deportatie van zo veel mogelijk Joden naar de vernietigingskampen te organiseren. De Joodse wijk Erzsébetváros werd een getto. Het Schotse zendingswerk kwam onder toezicht van het internationale Rode Kruis te staan.

Vastberaden

Jane Haining schreef naar Schotland dat zij vastberaden was in Boedapest te blijven en alle verantwoordelijkheid voor de consequenties zou aanvaarden. Met gevaar voor eigen leven verborgen de Schotten in het instituut 500 Joden die zouden worden gedeporteerd. Jane Haining bezocht het getto om er te helpen en kreeg wanhopige en gebroken mensen op haar kantoor. Zij schreef in haar dagboek: „God, breng Uw eigen volk tot de ware kennis en de reddende liefde van Jezus.”

Op 4 april 1944 werd Jane Haining gearresteerd. De officiële beschuldigingen luidden: „Deze Schotse vrouw bezocht Engelse oorlogsgevangenen en werkte voor de Joden. Zij huilde eens toen zij ‘haar’ Joodse meisjes met de gele davidsster zag. Zij ontsloeg een arische medewerker van het Schotse Instituut omdat deze Joden zou hebben benadeeld.”

Haining werd zeventien dagen vastgehouden in de Gestapogevangenis in Boedapest. Diplomaten en ook de bekende Hongaars-hervormde bisschop dr. László Ravasz, probeerden haar vrij te krijgen, maar zonder succes. Omstreeks 12 mei 1944 werd zij in een veewagen naar Auschwitz vervoerd. Een Duitse officier sneerde: „Ze gaat naar een Joods kamp, omdat ze zo veel van Joden hield.”

Haining laatste levensteken was een brief, gedateerd 15 juli 1944, geschreven vanuit het Kamp Auschwitz. Nadat zij had gevaagd naar de toestand van het Schotse Instituut in Boedapest, besloot zij: „Van deze plaats is niet zo veel te melden. Hier, zijnde op weg naar de hemel, kan ik ook bergen zien, maar die zijn lang niet zo mooi en zo hoog als bij ons.” Twee dagen later werd Jane Haining in de gaskamers van Auschwitz omgebracht en werd haar lichaam gecremeerd.


Schotse zending

In 1839 reisden vier Schotse predikanten naar Palestina om de mogelijkheiden voor zending onder de Joden te onderzoeken. Toen dr. Alexander Keith van zijn kameel viel kreeg hij ernstige wondkoortsen. Samen met Alexander Black reisde hij via de Donau terug.

Omdat dr. Keith er slecht aan toe was, werd hij in Boedapest in een herberg opgenomen. Op dat moment bouwden Schotse en Engelse technici de eerste hangbrug tussen Boeda en Pest.

De daaropvolgende zondagen preekte Alexander Black in het Engels in Boedapest. De talrijke Joden uit Boedapest die graag wilden assimileren, waren tuk op het leren van het Engels. Ook zij bezochten de diensten van de Schotse predikanten. Philip Saphir was de eerste Jood die tot bekering kwam. Duizenden Hongaarse Joden erkenden daarna Jezus als Messias.

De Schotten hadden nu een zendingspost voor de Joden in de Hongaarse hoofdstad. In 1846 werd er naar goed Schots gebruik een zondagschool opgericht, die al spoedig uitgroeide tot een gewone school. Eerst was er alleen een basisschool, daarna ook vervolgonderwijs.

Door de economische crisis, die eind jaren twintig van de vorige eeuw toesloeg, bleek opvang van arme kinderen noodzakelijk en kwam er een meisjesinternaat. Kerk, school en internaat waren gehuisvest in een gebouw aan de Vörösmartystraat. Vanaf 1930 werden er jaarlijks vijftig joodse meisjes ingeschreven. Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog telde de basisschool 113 en het lyceum 123 leerlingen. Van hen waren er 135 Joods en 42 Joods-christelijk.

Meer dan 30.000 Joden werden tussen 1918 en 1940 gedoopt, direct of indirect als vrucht van de Schotse zending. De Schotse kerk en school in Boedapest waren een veilige haven te midden van de felste uitingen van antisemitisme voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.


Antisemitisme

Hongarije kent een lange en treurige traditie van antisemitisme. Het is bijvoorbeeld het centrale thema in het oeuvre van de Joodse schrijver Elie Wiesel, die in het Hongaarse stadje Sighet, thans Roemenië, werd geboren. De politieke geschiedenis van Hongarije beweegt zich tot op de dag van vandaag tussen de beide uitersten van extreem rechts nationalisme en extreem links dictatoriaal communisme.

Vlak na de Russische Revolutie in 1917 probeerde de Hongaarse Jood, Béla Kun, een communistische staat in Hongarije te vestigen. Dit experiment duurde kort en als reactie kwam de extreem rechtse regering-Horty aan het bewind.

Toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam, kreeg de Hongaarse nationaalsocialistische partij van de Nyilas (pijlkruisers) de wind in de zeilen. Hongarije, als bevriende mogendheid van de nazi’s, kreeg tijdens de eerste drie oorlogsjaren niet te maken met Duitse bezetting. De pijlkruisers oefenden wel terreur uit tegen de Joden, maar ze werden niet naar vernietigingskampen gedeporteerd.

In 1944 werd Hongarije alsnog door Duitsland bezet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer