Personalitycultus maakt ons moeilijk bereikbaar voor noodlijdende medemens
Wie kent hem nog: het Michelinmannetje? Ooit was dit met banden ingepakte mannetje het icoon van de Franse bandenfabriek Michelin. Vandaag de dag zijn we allemaal van zulke Michelinmannetjes en -vrouwtjes aan het worden. En dankzij de banden waarin wij zijn ingepakt, raken we ongevoelig voor de scherpe, puntige, hoekige en bonkige kanten van het leven – vooral dat van een ander, dichtbij én veraf.
Zo is daar de Michelinband van de ”personality”-cultus. Daarvoor hoef je maar de bladen in een doorsneekiosk te bekijken. Die gaan over psychologie, mode, lifestyle, persoonlijke verzorging, relaties, interieur en noem maar op. Een mens heeft wat bij te houden wil hij/zij modern zijn.
Een andere Michelinband is die van de sociale media. De tijd ligt nog niet zó ver achter ons dat we afgaven op de ik-vind-dit-en-ik-vind-datcultuur. Waarin iedereen zijn mening publiekelijk mocht ventileren zonder daar iets van argumentatie, visie of verwijzing aan te koppelen. Welnu, die cultuur is met de komst van Twitter allang achterhaald door een ”eersteoprispingcultuur”. Een oprisping? Dat is nog minder dan een mening. Wie zijn bankstel op straat neerzet of op de stoep gaat zitten ontbijten, wordt nog altijd voor gek verklaard, maar op Twitter ben je dan interessant om te volgen. Iemand met onmiskenbaar viswijfgedrag willen we buiten niet graag tegenkomen, maar als ze twittert, hangen we aan haar rok.
Afgezien van het vaak asociale gedrag van twitteraars (ik heb ooit met zo iemand aan een eettafeltje gezeten en zat constant tegen een kalend hoofd te praten), is wat ze intikken doorgaans volstrekt belachelijk. De Twittercultuur staat voor minstens twee, drie van die Michelinbanden: het komt neer op het opblazen van de eigen pietluttige microwereld van pantoffels en ontbijtkoek als zijnde van groot publiek belang.
En dan is er nog de Michelinband van de op maat gemaakte informatiecultuur. Waardoor mensen de illusie krijgen dat ze hun leven besturen als een gezagvoerder op een Boeing 747. Zeg nou zelf: wie wil dat nu niet? De wereld van de commercie gaat daar graag op in en speelt het spelletje mee: jij bent de piloot, wij zijn de knopjes op het paneel en leveren slechts neutrale, doch volledig op uw behoeften toegesneden informatie. Als baas over mijn leven word ik intussen flink in de maling genomen, want waar veel van die leveranciers vooral mee bezig zijn is dit: al die autonome stuurknuppels hún kant opsturen.
Een informatiecultuur die volledig en uitsluitend op mijn behoeften en belangen is afgestemd, werkt ook nog eens buitengewoon blikvernauwend. De weg naar de totale subjectivering van de cultuur is ermee in gang gezet, en niets is zo verderfelijk voor een beschaving als dat.
Een wereld van Michelinmannetjes en -vrouwtjes is ten slotte ook kwalijk voor de armen in de wereld. Omdat de realiteit van schrijnende armoede alleen nog doordringt als daar een aangrijpend verhaal aan vastzit. Zo denken we sinds kort dat er enkel in Noord-Korea arme kinderen rondlopen. Het plotseling overlijden van dictator Kim Jong Il was immers een gebeurtenis die nog wél door onze dikkebandenhuid wist te komen. En prompt kregen we uitvoerig te zien hoe arm dit dictatoriaal bestuurde land wel niet is, met straatkinderen die graankorrels zoeken om te overleven.
Dat in onze vrije wereld tal van kinderen óók zo moeten leven –in India, Afghanistan en diverse Afrikaanse landen–, doet er dan kennelijk niet toe. Alleen door de koppeling met een dictator of met een of andere ramp krijgen ze toegang tot onze leefwereld. En zodoende moeten miljoenen kinderen wachten op een óns aansprekende gebeurtenis in hun land, zodat ze mee kunnen liften op de aandacht die dan ontstaat.
Michelinmannetjes die nood pas zien zitten als het verhaal erachter hen raakt. Als dat zo is, moeten we oppassen. En eens heel goed onze ogen uitwrijven en om ons heenkijken. Want dan zou die nood wel eens dichterbij kunnen zijn dan we denken.
Reageren aan scribent? buza@refdag.nl