Moreauorgel Goudse Sint-Jan krijgt meer klank
Het Moreauorgel in de Goudse St.-Janskerk krijgt, dertig jaar na de laatste restauratie, een grote onderhoudsbeurt. Maar er gebeurt meer. De winddruk gaat omhoog, waardoor het instrument meer klank zal krijgen. „Proeven laten een veelbelovend resultaat horen.”
Het 123 meter lange protestantse godshuis –samen met de roomse St.-Jan in Den Bosch de langste kerk van Nederland– hult zich deze grijze januarimorgen in het halfduister. In het hoofdschip van de kerk steken meterslange glimmende pijpen als raketten hemelwaarts. Het Goudse orgel zwijgt echter in alle talen. De wind is eraf, de motor staat buitenspel. Maar er gloort licht. Ook letterlijk. Een geel schijnsel in de roodbruine kas verraadt dat er gewerkt wordt.
Orgelmakerij Reil uit Heerde is bezig met groot onderhoud aan het in 1736 opgeleverde instrument. „Dat is vrij normaal na een restauratie die dertig jaar geleden plaatshad”, zegt hoofdorganist Christiaan Ingelse. „Maar we grijpen deze aanleiding aan om ook iets aan de klank te doen. Al in de zomer van 2009 hebben we proeven gedaan om het orgel meer volume te geven. Daarvoor hebben we de winddruk verhoogd van 83 naar 94 millimeter en de voetopeningen van een aantal pijpen aangepast. De resultaten waren overtuigend. Het orgel vulde hoorbaar meer de ruimte.”
Daarmee ging een lang gekoesterde wens in vervulling, zegt Ingelse eerlijk. „Bij de restauratie dertig jaar geleden door orgelmakerij Leeflang is de winddruk verlaagd, om aansluiting te zoeken bij de situatie van het instrument na de restauratie die door Lohman werd afgerond in 1839. In meerdere opzichten was die situatie toen het uitgangspunt.”
Aanvankelijk wilde Leeflang, in overleg met de toenmalige adviseurs, de winddruk op 78 millimeter zetten. „Echter al tijdens de restauratie werd duidelijk dat dat te laag was”, zegt Reilmedewerker Jan Koelewijn, als chef intonatie betrokken bij het groot onderhoud aan het Goudse orgel. „Bij wijze van compromis is de winddruk destijds uitgekomen op 83 millimeter.”
Bij de heringebruikneming in 1981 was de kritiek op de klank van het Moreauorgel niet van de lucht. Het instrument werd als duf en afstandelijk ervaren. Sommigen spraken smalend over „de grootste fluitketel van Nederland.”
Christiaan Ingelse, die sinds 1988 de vaste bespeler is, heeft een duidelijke mening over de kritiek. „Ik vind die soms buitengewoon ongezouten. Het orgel is inderdaad niet verpletterend wat volume betreft. Dat verwacht je misschien wel als je het ziet. Maar het heeft zeker z’n charmes, vooral vanwege de grote klankrijkdom. En het instrument vraagt om een zorgvuldige benadering, meer dan orgels in het algemeen. Je moet hier niet alle registers opentrekken. Gastorganisten doen dat nog wel eens, maar daar wordt de klank niet mooier van.”
De Goudse titularis gaat niet mee in „de romantische roem” van degenen die beweren dat er voor 1981 een heel ander orgel klonk. „Ik heb oude plaatopnames beluisterd, van onder anderen Feike Asma en Wim van der Panne, die mij niet van die suggestie overtuigd hebben. Ook toen hoorde je een Bazuin die moeilijk meekwam. En als je mijn eigen cd met de Toccata van Andriessen beluistert, kan het orgel ook nu wel degelijk imponeren.”
Koelewijn: „Vergeet ook de lastige akoestiek van deze kerk niet. Juist in het middenschip, waar het orgel op z’n mooist zou moeten klinken, hebben we te maken met stoffen bekleding op de banken en een flinke partij vloerbedekking. Ik zou wel eens willen horen wat het orgel doet als dat allemaal weg zou zijn.” Ingelse: „Ik ook, maar een dergelijke ingreep is niet aan de orde. We hoeven ook weer niet terug naar het meest primitieve kerkinterieur.”
Dat het groot onderhoud door Reil zou worden gedaan, was van tevoren geen uitgemaakte zaak. Ingelse: „Er is ook bij een andere orgelmaker een offerte gevraagd. Echter wel met de afspraak dat bij gelijke offertes de klus aan Reil zou worden gegund. Ik zat overigens niet te wachten op een wisseling van orgelbouwer.”
Directeur Hans Reil, „alweer de derde generatie” in het familiebedrijf: „Wij hebben het orgel al jaren in onderhoud. Jan Koelewijn werkte destijds bij Leeflang en kent het instrument vanaf de vorige restauratie.” Koelewijn, relativerend: „Ik was nog een broekie, moest vooral toekijken en mocht alleen de registerwalsen schilderen. Maar vanaf 1985 ben ik bij elke beslissing over dit instrument betrokken geweest.”
Om de acht spaanbalgen beter van wind te voorzien, is de motor in het orgel inmiddels verplaatst. Reil: „Die stond eerst op een plaats waarbij het windkanaal twee keer een haakse bocht moest maken. Dat zorgde voor veel turbulentie in de aangevoerde wind naar de balgen. Door de motor te verplaatsen, hebben we nu een recht kanaal. Dat zal absoluut bijdragen aan een betere windkwaliteit, en dat is ook een belangrijk onderdeel van wat je aan klank te horen krijgt.”
De onderhoudsklus houdt in dat het grootste deel van de bijna 3900 pijpen van de laden gaan en worden nagekeken. Ook moet de intonatie van het hele orgel worden nagelopen als gevolg van het verhogen van de winddruk. Verder zal er „klein herstelwerk” plaatsvinden. „Daarbij moet je denken aan zaken als het repareren van een ingezakte pijpvoet”, legt Koelewijn uit. „We komen er nu achter dat de restauratie door Leeflang destijds in technisch opzicht voorbeeldig is geweest. De windladen, de mechanieken en de registertractuur verkeren na dertig jaar nog in prima staat. Daar hoeven we niets aan te doen.”
Over drie maanden moet de klus klaar zijn. Op 9 mei gaat organist Ingelse een nieuwe Bach-cd op ‘zijn’ orgel opnemen, die op 27 juni wordt gepresenteerd. Intussen moet hij zondags, bij de begeleiding van de gemeentezang, genoegen nemen met een beperkt inzetbaar orgel. „Er wordt geprobeerd het instrument zo veel mogelijk bespeelbaar te houden, maar als dat een keer niet lukt, begeleid ik de samenzang op de vleugel. Geen probleem.”
De kosten van het groot onderhoud worden betaald uit rijkssubsidie en een bijdrage van het Gouds Orgelcomité, dat concerten organiseert in de St.-Jan en cd’s van het Moreauorgel uitgeeft. Dat ook Monumentenzorg geld beschikbaar stelt voor het vergroten van de klankuitstraling van het orgel, schrijft Ingelse toe aan het succes van de proeven die zijn gedaan. „De vertegenwoordigers van Monumentenzorg, Rudi van Straten en Wim Diepenhorst, waren daarbij aanwezig en vonden de resultaten overtuigend. Ook onze orgeladviseur, ir. Henk Kooiker, staat er helemaal achter.”
Als de klus klaar is, ligt er nog een wens. Ingelse: „We zouden graag de intonatie van de elf tongwerken willen corrigeren. Of dat doorgaat, hangt af van het geld én van de resultaten van het verhogen van de winddruk. We willen eerst horen wat de invloed daarvan is op het totale orgel.”
Waar Ingelse op hoopt? „Dat het orgel straks zo veel uitstraling heeft, dat ik bij Psalm 51 de gemeente kan begeleiden met alleen een zacht prestantenkoor om een sfeer van stille aanbidding te creëren. Dat zou mooi zijn!”
Hans Reil ziet het resultaat met vertrouwen tegemoet. „We hebben afgelopen jaren ook de orgels van de Grote Kerk in Dordrecht en de Der Aa-kerk in Groningen onder handen gehad. De reacties daarop zijn positief.” Met een glimlach: „Enige ervaring is ons niet vreemd.”
Lees ook het artikel uit juni 1981, over de vorige restauratie van het Moreauorgel.
Lees ook het achtergrondverhaal met prof. Vente en Leeflang Orgelbouw n.a.v. de restauratie van 1981.
Christiaan Ingelse, Moreauorgel Sint-Janskerk Gouda