Serviërs ontdekken dat arbeid loont
Veel Serviërs vinden dat ze er sinds de val van Slobodan Milosevic niet veel beter aan toe zijn. De economie in het Balkanland herstelt zich maar moeizaam van een decennium van isolatie en stilstand. De term ”overgang” van plan- naar markteconomie klinkt de meesten als een vloek in de oren. Hier en daar begint echter een nieuwe arbeidsmoraal te ontluiken. Serviërs in de nieuwe privé-bedrijven ontdekken dat het loont om niet alleen fysiek aanwezig te zijn, maar ook effectief te werken.
„Voor mij is er niets veranderd, misschien is het zelfs slechter geworden”, zegt buschauffeur Radovan Pajic (42) uit Belgrado. Met zijn salaris van 20.000 dinar (322 euro) kan hij voor zijn gezin van vier personen net eten kopen. De rest wordt betaald van het salaris van zijn vrouw, een verpleegster. „We hadden er goede hoop op na het verdwijnen van Milosevic, maar die nieuwe generatie heeft de toestand niet verbeterd.”
Veel Serviërs delen Radovans visie. Vóór de burgeroorlogen van de jaren negentig was Servië de economische motor van de regio. Tien jaar economische boycots en de NAVO-bombardementen van 1999 brachten het land economisch aan de grond. Het regime dat in 2000 de macht overnam, kreeg een erfenis opgezadeld van ”witte olifanten”, logge staatsbedrijven die jaren hadden stilgelegen. Erger nog, de mensen waren vergeten wat werken was.
„Het is een soort ziekte”, zegt Nebosja Atanackovic, hoofd van de pas opgerichte werkgeversunie. „Velen denken dat het volstaat om op kantoor te verschijnen om aan het einde van de maand betaald te worden, zelfs al gaat het om een schamel bedrag.” Atanackovic is erg blij met de nieuwe arbeidswet, die het recht op een baan voor het leven heeft afgeschaft. Ten tijde van het communisme en Milosevic konden mensen nadat ze een contract hadden ondertekend, niet meer worden ontslagen.
Werklozen mogen voortaan ook minder kieskeurig zijn over de banen die hun worden aangeboden. Uit cijfers van het ministerie van Arbeid bleek dat eenderde van de werklozen voorstellen weigerde omdat hun statuut comfortabele voordelen bood inzake gezondheidszorg en sociale zekerheid.
Sinds de gehate overgang naar de markteconomie begon, is het aantal werklozen massaal gestegen. Slechts 1,2 miljoen van de 7,5 miljoen Serviërs werken, 1,4 miljoen is met pensioen. „We zijn nu in het derde jaar van de overgang”, zegt Vladana Hamovic van een marketinginstituut in Belgrado. „Ook in de andere voormalige Oostbloklanden was dat het ergste jaar. Vanaf het vijfde jaar is er een algemene vooruitgang te bespeuren. Op dat moment zal iedereen weer begrijpen dat het loont om te werken.”
Toch zijn er ook nu al categorieën van mensen die je niet hoort klagen. Onder meer zij die hun baan konden behouden na de privatisering van de overheidsbedrijven. De overheid verdiende in de voorbije twaalf maanden 477 miljoen euro met de verkoop van 713 van de 930 staatsbedrijven.
Wie aan de slag kan in de nieuwe privé-bedrijfjes ziet zijn levensstandaard stijgen. „Tegen 2008 zullen er in Servië 40.000 niet door de overheid gestuurde ondernemingen zijn”, zegt privatiseringsminister Aleksander Vlahovic. „Vergeleken met het jaar 2000 zullen er in de private sector een miljoen banen zijn bijgekomen.”
In de private sector liggen de lonen 2,5 keer hoger, maar wordt er ook harder gewerkt. „In overheidsbedrijven werken mensen hoogstens drie uur per dag. Ze sparen hun krachten voor hun tweede taak later op de dag.” Zwart werk vertegenwoordigt naar schatting 40 procent van de economische activiteit en is voor velen de enige manier om de eindjes aan elkaar te knopen. „Voor de overheid is het een soort veiligheidsklep om sociale onrust te vermijden”, meent vakbondsman Branislav Kanak.