God helpt
Psalm 8:6
„Dat Gij Zijner gedenkt, en hem bezoekt?
Als Gods liefde naar Gods kinderen uitgaat, geeft hun dat meer blijdschap dan de weldaad zelf. Daarbij weten ze dat het niet bij het denken alleen zal blijven, maar dat er zeker hulp op zal volgen. Hij gedacht immers, tot hun behoud, aan Zijn verbond, en het berouwde Hem, naar de veelheid Zijner goedertierenheden. Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden (Psalm 106:45 en 46).
Daarom voegde Jeremia deze twee woorden bij elkaar: „Gedenk mijner” en „bezoek mij” (Jer. 15:15). Het is zo schoon dat wij lezen in Genesis 8:1: „En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil.”
Noach dwaalde met zijn ark over de wateren en was nu al zolang in de ark geweest; er was geen schijn van verlossing. Die was noch van hem, noch van enig schepsel te verwachten. Maar de Heere hielp. En hoe hielp Hij? Hij dacht aan Noach en zo hielp Hij hem. Zo dan, als de Heere gedenkt, dan bezoekt Hij ook.
W. à Brakel, predikant te Rotterdam (”Lof des Heeren op het genadeverbond”, 1689)