Gewillig
Psalm 8:5
Dat Gij zijner gedenkt, en hem bezoekt?
U, die tot nu toe geen leven bezit, maar nog in uw ellende verdronken ligt, kom, laat uw gedachten eens bedaard over deze zaak gaan: of de Heere ook aan u in Zijn liefde gedacht heeft, of niet. Zo lang u dood blijft, naar het vlees leeft, kunt noch mag u een inbeelding hebben van ook onder het gedenken van de Heere te vallen.
Maar stel u eens voor dat daar al uw heil uit voort zal moeten komen, als u iets verkrijgen zult. Bedenk dat u niet weet wat er nog van u zal worden en wat het de Heere zal behagen u te geven. Bedenk dat u het wel waard bent om verdoemd te worden om uw zonden. Bedenk dat God het u als een plicht heeft opgelegd dat u zich bekeert en het Evangelie gelooft. God zegt: Zie, daar is Mijn Zoon, Die in alle volheid om zalig te maken is; neem tot Hem uw toevlucht, neem Hem aan tot Profeet, Priester en Koning. Verlaat dat aardse, dat leven, leef in liefde, vreze Gods en in alle deugdzaamheid. Dit doen is uw plicht. Hierbij doet God de belofte dat zij die in de Zoon geloven, met een geloof dat levend is door goede werken en werkend door de liefde, vergeving der zonde en eeuwige zaligheid zullen verkrijgen.
W. à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Lof des Heeren op het genadeverbond”, 1689)