Rutte: verlies koopkracht is onvermijdelijk
DEN HAAG/UTRECHT (ANP) – Het kabinet ziet geen mogelijkheden om het koopkrachtverlies voor mensen verder te verzachten. Geld daarvoor is er niet, zei premier Mark Rutte vrijdag.
Hij reageerde op nieuwe cijfers van het Nibud, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Daaruit blijkt dat iedereen er dit jaar in koopkracht op achteruitgaat, meer nog dan bij Prinsjesdag werd verwacht. Een koopkrachtdaling van 1 tot 2 procent is geen uitzondering. Dat betekent dat huishoudens enkele tientjes tot meer dan 100 euro per maand minder te besteden hebben.
Volgens Rutte is dat wat je krijgt bij een economische crisis die in 2009 nog door de overheid is opgevangen, maar nu ook burgers hard treft. Bovendien kwam er een crisis in de eurozone bij en moet het kabinet de overheidsfinanciën op orde brengen. „Dan zijn deze effecten helaas onvermijdelijk”, zei Rutte.
Het kabinet probeert sinds Prinsjesdag de gevolgen van de maatregelen voor bepaalde groepen te „dempen en te minimaliseren”, aldus de premier. „Maar feit is helaas dat het heel vervelend is voor mensen en in sommige gevallen zelfs een behoorlijke impact kan hebben.
De koopkracht daalt sterker dan verwacht doordat de premie voor de zorgverzekering harder omhoog is gegaan (plus 6 procent) volgens het Nibud. Daar komt bij dat de brutolonen niet met de eerder verwachte 2 procent maar slechts met 1,75 procent zijn gestegen. Ook is de inflatie ietsje hoger.
Een traditioneel gezin met één kostwinner, twee kinderen en een jaarinkomen van 35.000 euro moet rekening houden met een koopkrachtdaling van zo’n 56 euro per maand.
Gemiddeld gaan mensen in de bijstand er 1,2 tot 2,5 procent op achteruit, maar soms ook veel meer. Want volgens nieuwe regels wordt bij het toekennen van bijstand ook gekeken naar het inkomen van thuiswonende meerderjarige kinderen.
Vakcentrale FNV noemt dit slecht nieuws voor met name de lage- en middeninkomens. „Bovendien is het voor het 3e jaar op rij dat de koopkracht daalt. Dat is niet alleen slecht voor de mensen, maar ook voor de economie.”