Heiligmaking
Psalm 8:5
„Dat Gij Zijner gedenkt en hem bezoekt?
Zoals dit gedenken van God aan de Zijnen de springader is van het schenken van Zijn Geest tot heiligmaking (Efeze 1:4), zo is het ook waar dat degene die wel gelooft en dit goed beschouwt, iemand is die de Heilige Geest ontvangen heeft. Die Geest van heiligmaking is nu juist een middel waardoor God de ziel levendig en ijverig maakt tot heiligheid, om als een kind de Heere te dienen, uit enkel liefde te gehoorzamen en alleen uit Zijn kracht, en niet uit eigen kracht te werken. Laat een natuurlijk mens dit niet vatten, maar zich inbeelden dat men op zulke gronden zorgeloos zou worden; een godzalige ervaart het wel anders, en de Schrift leert ons ook anders, namelijk dat een iegelijk die deze hoop op Hem heeft, zichzelf reinigt, gelijk Hij rein is (1 Joh. 3:3). En daar een godzalige weet dat de heiligmaking niet de oorzaak van zijn zaligheid is maar een begin van de zaligheid zelf, werkt hij zuiver uit liefde. En zo kan hij, hoezeer hem de zonden bedroeven en hoezeer hij naar de heiligmaking verlangt, zich onderwerpen aan de beschikking des Heeren, om hem tot de zaligheid te leiden op zo’n wijze als God door hem verheerlijkt wil worden. Als nu een godzalige ziet dat alles alleen uit God is, zal dit de ziel verlevendigen om Hem alleen eer en heerlijkheid te geven.
W. à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Lof des Heeren op het genadeverbond”, 1689)