Echte troost
Psalm 8:5
„Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt.”
Als er enige beweging om blij te zijn in u is, verblijd u dan hierover dat de Heere, die Hoge, die Verhevene, aan u denkt, aan een worm, en dat in liefde en goedheid.
Wat kunt u meer hebben? Wat begeert u nog meer? Wat zou God u meer doen dan in zulk een liefde aan u te denken? Daarom, verblijd u daarover, naar de vermaning van de Heere Jezus (Luk. 10:20).
Hier is troost tegen alle droevige wederwaardigheden die de Heere u in dit leven toeschikt, want die zijn alle naar de voorbepaalde hand en raad Gods (Hand. 4:28) en de bepaalde raad en voorkennis Gods (Hand. 2:23). Hij volbrengt wat over u besloten is (Job 23:14).
En daarbij, al die wederwaardigheden zullen niet schaden, maar wij weten dat degenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede, namelijk degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn (Rom. 8:28). Zou Hij, Die u van eeuwigheid als de Zijne gekend heeft, en in liefde aan u gedacht heeft en nog aan u denkt, u iets schadelijks laten overkomen? Nee, Hij kastijdt dien Hij liefheeft (Openb. 3:19).
Hier is troost tegen de zonden. Die drukken een kind Gods terneer, die benemen hem vaak alle lust en leven. Die brengen immers heel nare gedachten in een uitverkorene voort.
W. à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Lof des Heeren op het genadeverbond”, 1689)