Cultuur & boeken

Lezen met baby’s: interactie is essentieel

Is voorlezen pas vanaf de peutertijd leuk? Nee, lees vooral ook baby’s voor, klinkt het steeds meer. Maar pak niet meteen Dostojevski. En ook Jip en Janneke mogen nog in de kast blijven staan.

Mariëlle Oussoren-Buys
14 January 2012 14:44Gewijzigd op 14 November 2020 18:42

Baby Hidde heeft iets in het vizier. Hij buigt zich voorover, verliest haast zijn evenwicht – hebbes! Twee knuistjes grijpen het rode plastic van een badboekje. Twee ogen fixeren zich op het plaatje van een vis. Met zijn vingernageltjes krabbelt de baby over het dier. Nee, vastpakken lukt niet.

Is er voor hem eigenlijk verschil tussen een gewoon speeltje en een boekje, dat vaak nog niet eens van papier is gemaakt? Elly van der Linden, die zich al zo’n twintig jaar bezighoudt met lezen met baby’s, is er stellig over. Ja. „Ik leg het altijd als volgt uit. Een boek heeft kenmerken van een boek, zoals elk autootje kenmerken van een auto heeft. De kenmerken van een boek zijn de bladzijden, de voorkant en de achterkant. En een heel bijzonder kenmerk: als een volwassene met een baby een boekje bekijkt, begint hij of zij vanzelf te praten. Daarom is een boek iets anders dan een speeltje, dat natuurlijk ook wel wat interactie kan uitlokken.”

Aaiaaivelletje

De Nationale Voorleesdagen, die woensdag starten en tot 28 januari duren, richten zich vooral op kinderen vanaf een jaar of drie. De leeftijd daaronder, die officieel ook tot de doelgroep hoort, valt grotendeels buiten de boot. Maar het is veel beter dan voorheen, prijst Van der Linden organisator CPNB. In de jaarlijkse prentenboektoptien staat dit jaar in elk geval één titel die heel geschikt is voor jonge kinderen: ”Daar buiten loopt een schaap” van Mies van Hout, een prentenboek met de tekst van bekende liedjes en prachtige bijbehorende platen (uitg. Lemniscaat, € 8,95, met cd).

Juist met die tekst is Van der Linden, die sinds 1998 een bureau voor leesbevordering en taalstimulering bij kinderen van nul tot zeven jaar beheert, zo blij. „Ik pleit al jaren voor meer tekst voor baby’s. Vanaf een maand of vier kun je hun zeker voorlezen.” Makkelijk of kort hoeven de gebruikte woorden niet te zijn. Juist niet. Een mooi ritme, rijm, herhaling en alliteratie zijn veel belangrijker. „Vind je het niet erg als ik een voorbeeld kies uit een boekje dat ik zelf heb geschreven? Dit boekje ”Bollewanghamster” is speciaal gemaakt voor baby’s, dus het laat precies zien wat ik bedoel: Poezepoes met je aaiaaivelletje, knipperdeknip, tingtingbelletje. Dat zijn moeilijke woorden, denken sommigen, die lees je toch niet voor? Ja, juist wel.”

BoekStart

Onder invloed van het landelijke project BoekStart, waarbij ouders van pasgeboren baby’s een koffertje met onder meer boekjes cadeau krijgen, ziet Van der Linden veranderingen ten goede. Lezen met baby’s krijgt meer aandacht. „Ook uitgevers hebben dat door en vragen welk soort boekjes er nodig zijn. Een uitgever vertelde me ooit dat hij zich eigenlijk nooit afgevraagd waarom hij maar enkele woorden in babyboekjes zette. Het woord kip onder het plaatje van een ”kip” bijvoorbeeld. Hallo, denk ik dan, we zijn niet aan het inburgeren!”

Voor een baby vanaf een halfjaar is een kort zinnetje dat weergeeft wat op het plaatje staat veel beter. „Bij een zin als: „De kip pikt naar de zaadjes” gaat de voorlezer al snel verder praten: „Kijk, de kip pikt. Haphap. Dat zijn lekkere zaadjes!” Of neem de zin „Poes likt melk uit een kommetje en hij wrijft zijn snorharen af.” Moet je eens zien hoeveel mooie woorden daarin staan! Schrijftaal is andere taal dan spreektaal.”

Taalontwikkeling

Interactie is een sleutelwoord bij voorlezen aan baby’s en dreumesen. Juist die is zo belangrijk voor de taalontwikkeling. Kijk naar het kind, wat het het met boekje doet. Een goede voorlezer zal daarop aansluiten en het kindje wat nieuws bieden, aldus Van der Linden. Volgen, afstemmen en verrijken heet dat. „Als een kindje vooral bezig is met het open en dicht doen van een boekje, zeg dan niet: „Nee, zo moet dat niet.” Zeg liever: „Jaaa. Zo gaat-ie open. En zo gaat-ie dicht.” En als hij of zij ineens een plaatje ontdekt: „Ah, wat zie je nou? Een eendje. Kwak kwak kwak.” Zing ook eens een liedje, ”Alle eendjes zwemmen in het water”. Ook al snapt je kind er nog niets van.”

Het is eigenlijk heel natuurlijk, zegt Van der Linden, maar niet vanzelfsprekend voor iedereen. „In mijn trainingen werkt het vaak als eye-opener als ik zeg dat het kind bepaalt, dat de baby de baas van het boek is. Ouders willen vaak veel te vlug. En nu naar de volgende bladzijde, hoor je dan. Ik zie dat leidsters op kinderdagverblijven soms zelfs bang zijn om met baby’s te lezen: ze blijven niet zitten, ze grijpen naar het boek… Mijn boodschap is: laat de baby zijn gang gaan. Het is al heel bijzonder dat een kind uit een plat vlak een ding herkent. Pas boven de twee jaar krijgt een kind oog voor de verhaallijn. En dan gaat het nog maar om een heel eenvoudig, piepklein verhaaltje.”

De negen maanden oude Hidde kan Jip en Janneke voorlopig vergeten. Da’s pas voor kleuters, vindt Van der Linden. Maar die ongrijpbare vis in zijn badboekje, die blijft interessant. Hij gaat –hup– richting zijn mond. Voelt goed. Maar nee, opeten lukt niet. Wat kan hij nog meer met het boek? Als hij maar blijft onderzoeken, zal hij het vast en zeker snel leren.


Voorleesdagen: natuurlijk ook voor peuter en kleuter

Prentenboeken voor peuters en kleuters horen natuurlijk ook onlosmakelijk bij de Nationale Voorleesdagen. De jaarlijkse Prentenboek Top Tien herbergt veel mooist, bijvoorbeeld het kleurige ”Wat het lieveheersbeestje hoorde” (uitg. Gottmer, Julia Donaldson en Lydia Monks), waarin boerderijdieren twee boeven te slim af zijn, en het humoristische en tot veel interactie uitnodigende ”Vliegensvlugge vlieg” (uitg. Lemniscaat, Michael Rosen en Kevin Waldron), waarin een vlieg die andere dieren lastigvalt steeds ternauwernood weet te ontkomen. Ook buiten de top tien om zijn er veel prentenboeken die de moeite waard zijn. Een kleine greep uit het recente aanbod.

Jakob, de kusdrager, Tirza Beekhuis en Reinier Sonneveld (uitg. Brandaan, € 12,90).

Jakob is kusdrager. Hij bezorgt kusjes –in apothekersflesjes– van mensen aan hun geliefde als die niet in de buurt is. Hij krijgt van een meisje een kus waarvoor hij geen bestemming kan vinden, totdat hij hem uit zijn handen laat vallen. Dit romantische boek met fijne inkttekeningen in zwart, wit en geel is geschikt voor veel leeftijden en heeft genoeg details die ook peuters prachtig zullen vinden.

Rapido, Joëlle Jolivet (uitg. De Harmonie, € 14,90). Bestelbusje Rapido moet allerlei bestellingen afleveren in de stad, van een globe tot een bol wol. De prachtige platen tonen telkens een straatbeeld, waarbij de binnenkant van bijvoorbeeld het ziekenhuis te zien is als de lezer een flapje opendoet. Een heel origineel boek, met veel details die uitnodigen om zelf nieuwe verhaaltjes te bedenken.

Waarom lig jij in mijn bedje?, Joke van Leeuwen (uitg. Querido, € 12,95).

Een jongetje gooit zijn knuffel uit bed. De knuffel jaagt vervolgens een iets kleinere knuffel uit zíjn bedje en zo gaat het door tot de allerkleinste knuffel helemaal geen plekje meer heeft om te slapen. Het boek heeft een harmonicavorm die ervoor zorgt dat je als lezer als het ware terugbladert naar het begin van het boek. Die vorm past geweldig goed bij de inhoud. Drie keer raden dus, in welk bed het lappenpopje uiteindelijk belandt. Eenvoudig en vertederend.

Boem, Leo Timmers (uitg. Querido, € 14,95).

Een auto tjokvol gele prentenboeken –het zijn, heel origineel, allemaal exemplaren van ”Boem”– botst op de eerste bladzijde tegen een prullenbak. De boeken belanden erin. Vervolgens rijdt een wagen vol kippen achterop de boekenauto en zo ontstaat een lange kettingbotsing. De enige woorden in het boek zijn acht keer ”Boem” en eenmaal ”Iiiiiiiiiiiiiii”, maar de platen vertellen een compleet verhaal over alle automobilisten en passagiers die zijn betrokken bij de botsing. Een hilarisch boek met een humoristische clou.


0-1 jaar: van zwart-wit tot korte zinnen

  • Zorg dat een babyboekje mooi klein en niet te zwaar is; dan kan de baby het goed hanteren.

  • Controleer of het boekje veilig is. Als materiaal is stof of kunststof (badboekje) heel geschikt.

  • Een baby vanaf zes weken ziet graag zwart-witcontrasten; zwart-witplaatjes zijn dus heel geschikt.

  • Een baby vanaf drie maanden kijkt vol belangstelling naar primaire kleuren. Tot zes maanden zien baby’s graag geometrische figuren zoals rondjes en driehoeken.

  • Voor een baby vanaf zes maanden zijn pasteltinten ook geschikt. Vooral duidelijk afgebeelde, bekende voorwerpen wekken de interesse.

  • Plaatjes die interactie uitlokken tussen voorlezer en kind doen het goed. Denk aan een hondje („Jouw oppas heeft ook een hondje, hè”) of een vogeltje (een iets oudere baby kijkt meteen naar buiten: „Ja, daar zijn ook vogeltjes”).

  • Vanaf de leeftijd van zes maanden zijn boeken met korte zinnetjes aan te raden.


1-2 jaar: volwaardige tekst

  • In dreumesboeken hoort een volwaardige tekst te staan. Boekentaal is rijkere taal dan spreektaal en draagt bij aan de taalontwikkeling.

  • Dreumesen houden van foto’s. Boekjes met afgebeelde dieren zijn heel geschikt. Ook foto’s van kinderen zijn geliefd, zelfs als ze zwart-wit zijn.

  • Platen met details kunnen nu heel leuk zijn. Kinderen van deze leeftijd bestuderen prenten vaak uitgebreid.

  • Als materiaal is karton heel geschikt. Let op of het boekje ronde hoeken heeft, voor de veiligheid.

  • Kies onderwerpen die bij de eigen beleving passen: in bad gaan, naar bed, spelen met water, knuffeltje zoeken.

  • Voor een dreumes hoef je niet per se tot het eind te lezen. Hij begrijpt nog niet dat de bladzijden met elkaar een verhaal vormen. Pas vanaf ongeveer twee jaar krijgt een kind oog voor de verhaallijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer