Natuur en recreatie in het Reuzengebergte
Zo veel mogelijk toeristen trekken én de natuur beschermen. In het Reuzengebergte, in het noorden van Tsjechië, doen ze het. Maar het valt niet mee, zegt natuurbeschermer Michal Skalka. Want Tsjechen laten zich weinig gezeggen. „Dit is ónze democratie, zeggen ze, en vervolgens banjeren ze door verboden gebied.”
De Krkonose –onder Nederlanders beter bekend als het Reuzengebergte– lijkt voor de winter gemaakt. Wie vanuit het skioord Pec pod Snezkou de omgeving verkent, hoeft enkel nog de sneeuw erbij te denken en hij waant zich midden in een topdruk winters skioord. Er in de zomer wandelen voelt als winkelen na sluitingstijd.
Maar zelfs dán ben je er niet de enige. Zo komen er op een doordeweekse dag je tientallen wandelaars tegemoet, of ze halen je in met stevige pas. Een folder vermeldt „700 kilometer aan wandelpaden”, met verschillende moeilijkheidsgraden, aangeduid in gele, rode en blauwe tekens.
Zomer en winter zijn jaarlijks goed voor 6 miljoen bezoekers – je zult daar de belangen van de natuur moeten behartigen! Michal Skalka, hoofd voorlichting van het Krkonose Nationaal Park in Vrchlabi, glimlacht om zo’n opmerking.
Skalka is bijna dagelijks te vinden op de paden die het natuurgebied rijk is en gelooft in de kwaliteiten van zijn collega-parkbeheerders. Een deel van het gebergte –364 vierkante kilometer– heeft sinds 1963 de status van nationaal park. Aan Poolse kant –het gebied ligt op de grens tussen Tsjechië en Polen– is 56 vierkante kilometer tot natuurpark gemaakt. Om toeristen toch de nodige ruimte te gunnen maakt men onderscheid in drie typen beschermingszones, waarvan zone I (4400 hectare, 12 procent van het park) de strengste regels kent, zone III (27.900 hectare, 77 procent van het park) soepelere regels hanteert en zone II (4000 hectare) als een soort buffer om het park heen fungeert. Wat dat laatste inhoudt weten ze in het dorpje Javornik, even ten zuiden van het gebergte: daar mag ’s winters niet met zout worden gestrooid om wegen sneeuwvrij te maken.
Wie met Skalka een trektocht door het gebied maakt, moet weten dat hij botanicus is. Want dat betekent dat hij constant met zijn hoofd naar beneden loopt, in tegenstelling tot een vogelaar, die juist omhoog loopt te kijken. Skalka is ook een deskúndige liefhebber, want om de haverklap houdt hij stil bij een plantje en orakelt hij in het Latijn de naam, er (ten onrechte) van uitgaand dat een stukje taalbarrière tussen een Tsjech en een Nederlander kan worden beslecht via het latijn.
Tsjechen zijn een beetje ongedisciplineerd, vindt Skalka. Het komt allemaal door hun communistisch-dictatoriale verleden, weet hij. „„Dit is mijn democratie”, zeggen ze dan tegen me, en vervolgens banjeren ze rustig door een beschermd stukje natuur.”
Met de inzet van rangers proberen de parkbeheerders daar een stokje voor te steken. Dagelijks lopen die hier rond om mensen aan te spreken op hun gedrag.
Op de dag dat Skalka met zijn gast de bergen intrekt, is het mistig, regenachtig en koud. De trots van de Krkonose, de 1602 meter hoge Snezka –de naam betekent besneeuwde berg– blijft zodoende onzichtbaar. Het weer in het Reuzengebergte is vaak regenachtig, mistig en koud, weet Skalka. Dat komt omdat de noordwestelijke oceaanwind, komend vanuit Frankrijk, hier voor het eerst tegen een obstakel van formaat opbotst.
Met een jaarlijks neerslaggemiddelde van 800 millimeter aan de voet van de bergen (vergelijkbaar met de Veluwe bij ons) en tussen de 1200 en 1600 millimeter op grotere hoogten, geldt de Krkonose zodoende als een van de natste gebieden van Tsjechië.
Echt guur is het op de kale vlakten, hoog in het gebergte, zeg tussen de 1450 tot 1600 meter. Je waant je er dicht bij de poolcirkel, en dat is ook om een andere reden zo. In feite is het een stukje Scandinavische toendra midden in Europa, omdat tijdens de laatste ijstijd de typische toendraflora vanuit het hoge noorden mét het ijs als het ware naar het Reuzengebergte is geschoven en na het smelten van het ijs is achtergebleven. Kleurige korstmossen, enorme vlakten met dwergdennen, met exemplaren van 200 jaar oud, tal van bosbesachtige struikjes en moerassige grasvlakten typeren dit fascinerende deel van de Krkonosenatuur.
Na een paar kilometer lopen kijkt Skalka om zich heen, om vervolgens een bordje met ”verboden toegang” erop te negeren. „Kom mee, dan laat ik je iets moois zien”, fluistert hij. Even later lijkt het of we in Madurodam zijn beland: een veld vol miniatuursparren. Nieuwe aanplant? Mis, reageert Skalka. „Er zitten hier zo veel natuurlijke gifstoffen in de grond, dat de bomen hier niet gedijen.” Boosdoener is hier arseen, denkt hij. Even verderop laat hij zien (en ruiken) dat zwavel de bodem bederft. Hij stoot twee steentjes hard tegen elkaar, en snuift de geur op: zwavel. Niet voor niets heet het hier de Duivelsberg, vanwege de zwaveldampen die er hingen als er weer eens rotsblokken naarbeneden kletterden: daar móést de duivel wel huizen.
Onder onze voeten was lange tijd wel echt iets aan de hand. Daar loopt nóg een gangenstelsel van zo’n 8 kilometer, waarmee mijnwerkers de ertsen en mineralen probeerden te bereiken. Wolfraam, ijzer, arseen. zilver, lood, koper en zelfs goud en uranium zijn er te vinden.
Waar bomen pas echt last van hadden was zure regen ten tijde van het communisme. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw was er op grote schaal sprake van ”Waldsterben”: het afsterven van bos doordat vanuit de beruchte Zwarte Driehoek, een industriegebied op de grens van Polen, het toenmalige Tsjechoslowakije en Duitsland, kolengestookte elektriciteitscentrales hun zwarte rook richting het Reuzengebergte bliezen. Nog altijd zijn er stukken bos te zien met opvallend kale kruinen. Goed werk is hier verricht door de Nederlandse organisatie FACE (Forest Absorbing Carbondioxide Emission). Ruim 5200 hectare verzuurd bos is in de jaren 1992 tot 2001 door medewerkers vervangen door nieuw geboomte.
Er is in dit gebied nóg iets grondig vervangen: de bevolking, en ook dát werkte fnuikend voor de natuur. Het Reuzengebergte maakte deel uit van Sudetenland, het gebied waaruit de Duitse bevolking direct na de Tweede Wereldoorlog werd verdreven. De nieuwe bewoners kwamen van elders in Tsjechië en hadden geen enkele binding met het gebied, en evenmin ervaring met het leven en werken in bergachtig terrein. „Wanbeleid van de nieuwe bewoners heeft de natuur geen goed gedaan”, stellen medewerkers van het Krkonosebeheer eerlijk vast. Zelf proberen zij in ieder geval nu wel zorgvuldig om te gaan met de natuur. Waar wordt jaarlijks in de winter de populatie wilde edelherten bijeengedreven en binnen een omheining tijdelijk gevangengehouden, zodat ze geen schade aan de bomen kunnen veroorzaken? In de Krkonose!
Dit is het eerste deel over natuur rond bekende vakantieparken in het buitenland.
Reus helpt natuur beschermen
De naam Reuzengebergte verwijst naar een reus die al sinds oude tijden in het gebergte zou huizen: een grote man in een donkere mantel, met hoge hoed, een lange baard en een staf in zijn hand. In de toeristencentra van de Krkonose kom je ze af en toe, wandelend door de straten, tegen: mannen die zich als bergreus hebben verkleed.
De mythe rond de bergreus zou bewust in het leven zijn geroepen door gouddelvers en mijnwerkers, op zoek naar de vele mineralen in het gebied. Op deze manier hoopten ze rivalen/concurrenten buiten het gebied te houden. Later werd de reus de mythische beschermer van de natuur in het Reuzengebergte.
Lees ook: Nederlanders brengen Javornik tot leven