Commentaar: Omslag in resultaten actie Kerkbalans
De cijfers zijn nog voorlopig, maar het is vrijwel zeker dat voor 2011 de inkomsten uit de jaarlijkse geldwervingsactie Kerkbalans voor de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) en de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) lager zijn dan in 2010. De RKK ziet de inkomsten al langer dalen. Voor de PKN lijkt 2011 het jaar van de omslag te worden.
Eigenlijk werd in de Protestantse Kerk al langer op dit kantelpunt gewacht. Ieder jaar weer stegen de inkomsten terwijl het ledental jaarlijks daalt. Oftewel: steeds gaven minder mensen meer geld. Je hoeft geen econoom te zijn om te beseffen dat dit uiteindelijk een onhoudbare situatie is. De rek is er een keer uit. Nu lijkt het zover te zijn. Een verwachte daling van zo’n 0,8 procent over 2011 voor de PKN mag zelfs nog bescheiden worden genoemd.
Via de actie Kerkbalans halen de RKK en de PKN grote bedragen binnen voor het lokale kerkenwerk. Zo is de verwachting (definitieve cijfers zijn pas volgend jaar beschikbaar) dat alle gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland samen in 2011 193 miljoen euro hebben opgehaald met Kerkbalans. Dat komt neer op 94 euro per lid. In 2010 was dat nog 93 euro per lid.
Wie de cijfers van de PKN afzet tegen die van de RKK ziet grote verschillen. Met een ledental van rond de 4 miljoen haalden de rooms-katholieke parochies in Nederland in 2010 via Kerkbalans ruim 60 miljoen euro op. Bij de PKN met nog geen 2 miljoen leden levert Kerkbalans ruim drie keer zo veel op. Rooms-katholieken hebben geen geeftraditie, heet het officieel.
Hoe het ook zij: de grootste kerkgenootschappen in Nederland krimpen. Niet alleen in ledentallen, maar nu ook in inkomsten.
Wie denkt dat het in orthodoxe gemeenten allemaal wel meevalt, of mee zal vallen, bedriegt zich. De kaalslag elders is nu al als afkalving zichtbaar in tal van behoudende gemeenten in kerkelijk Nederland. En wat de PKN betreft: ook in behoudende gemeenten redden kerkrentmeesters het niet meer door alleen de datum te veranderen boven een algemene kerkbalansbrief aan alle leden.
Het is dan ook zeker niet verkeerd dat er gekeken wordt naar mogelijkheden voor een actievere geldwerving. Cijfers tonen aan dat kerkbestuurders met de inzet van minder traditionele middelen soms beduidend meer geld kunt ophalen, juist bij jongeren en minder meelevende leden.
Tegelijk wemelt het in het hele wervingstraject, dus zowel met oude als nieuwe technieken, van de valkuilen. Zo mogen in de kerk het geestelijke en het materiële nooit op een on-Bijbelse manier verknoopt worden. Dat gemeenteleden op de geschikte tijd en de juiste wijze in de eredienst gewezen worden op hun financiële verantwoordelijkheid, is niet verkeerd. Maar dat mag nooit ontaarden in bedelarij. En al helemaal niet in het onder druk zetten van kerkmensen. Want dan wordt er indirect –en meestal ook onbewust– toch een prijskaartje gehangen aan Gods genade.
Genade is gratis en een gift aan de kerk is geen betaling voor die genade.
In de Bijbel wordt een gift, juist om dat onderscheid duidelijk te maken, ook wel een offer genoemd.
Een offer is trouwens nóóit een fooi. Ook dat is waar.