Cultuur & boeken

Gerda van Wageningen schrijft honderdste streekroman

Honderd streek- en familieromans heeft ze op haar naam staan en het schrijven ervan verveelt haar nog geen moment. Integendeel, zolang ze er de gezondheid voor krijgt hoopt Gerda van Wageningen te blijven schrijven. Over het leven, over het verleden en vooral: over de liefde.

Annemieke van der Wal-van den Berg
13 January 2012 11:48Gewijzigd op 14 November 2020 18:40
Van Wageningen. Foto André Dorst
Van Wageningen. Foto André Dorst

In haar ruime woning in een nieuwbouwwijk in Oud-Beijerland staat de laptop nog op de eettafel. Ertegenover een houten uil, gemaakt door een lid van de vogelwerkgroep waarmee ze regelmatig op pad gaat om bijvoorbeeld vogeltellingen te doen. De twee voorwerpen symboliseren twee passies van de auteur: het schrijven en de natuur.

Ondanks dat ze in oktober 65 is geworden, zit ze nog vrijwel iedere morgen om acht uur achter haar bureau aan een nieuw manuscript te werken. Een regelmatige werker, noemt ze zichzelf, met veel discipline. En die heb je ook wel nodig om in 33 jaar tijd honderd romans te produceren. Deze maand verschijnt haar honderdste pennenvrucht, ”Onrustig hart”, een historische roman die zich afspeelt rond de komst van een suikerfabriek in Oud-Beijerland aan het begin van de twintigste eeuw.

„Een mijlpaal” noemt ze de verschijning van haar honderdste boek. „Het spreekt niet voor zich dat je zover komt. Ik ben dan ook dankbaar dat ik nog steeds kan schrijven.” Hoewel ze graag op de achtergrond blijft, laat ze de onvermijdelijke media-aandacht die zo’n jubileum met zich meebrengt rustig over zich heenkomen. „Het hoort er nu eenmaal bij.”

Uw wieg stond in Zwijndrecht. Hoe was uw jeugd?

„Hoewel ik geboren ben in Zwijndrecht, ben ik opgegroeid in Rotterdam-Zuid, waar mijn vader bij de rivierpolitie werkte. Ik kom uit een gewoon middenklassegezin. Traditioneel, typisch jaren vijftig. Na de mulo had ik graag geschiedenis gestudeerd – van jongs af aan heb ik belangstelling voor het verleden gehad. Maar dat was er in die tijd niet bij; ik ben van de generatie waarin jongens voorgingen.

Mijn ouders waren hervormd, we gingen twee keer per zondag naar de kerk. Mijn grootouders waren christelijk gereformeerd. Vooral bij hen en bij familie op Schouwen-Duiveland, waar ik vaak logeerde, kwam ik in aanraking met het orthodox-christelijke geloof.”

Zelf hebt u een andere keus gemaakt?

„Na mijn huwelijk heb ik me van de geloofsbeleving van thuis losgemaakt omdat ik er weinig herkenning in vind. Ik beleef het allemaal wat anders. Bij kerkgangers zie ik soms vreemde dingen, dat heeft mijn leven gestempeld. In de Bijbel staat bijvoorbeeld duidelijk dat we de hoeders zijn van de natuur. Dan snap ik niet dat een christelijke boer een legbatterij kan hebben.

Soms bezoek ik een kerkdienst, maar ik ben niet bij een kerk aangesloten. Buitenkerkelijk religieus, zo noem ik mezelf altijd maar. Ik denk dat je zo moet leven dat je een ander behulpzaam bent en hem geen schade berokkent en dat je je hiervoor naar je beste vermogen moet inzetten. Daar heb ik m’n handen vol aan. De Bijbel is voor mij erg belangrijk als leidraad voor het leven, maar ik geloof niet dat elk woordje erin van God afkomstig is.”

Hoe ging uw leven verder na de trouwdag?

„Na de geboorte van onze twee zoons zijn we in Klaaswaal gaan wonen. Ik vind het dorpsleven interessanter dan de stad en wilde m’n kinderen graag buitenaf laten opgroeien. Later zijn we gescheiden en ben ik naar Oud-Beijerland verhuisd. Sindsdien ben ik alleen. Ik geniet erg van mijn vrijheid en heb een rijk gevuld leven: ik heb een ruime vriendinnenkring waarmee ik van alles onderneem, ga graag naar m’n kinderen, houd van golfen en ben actief in de vogelwerkgroep. Ik geniet daar enorm van. Als je dit allemaal hebt en daarnaast werk dat je veel voldoening geeft, dan is je leven toch goed?”

Uw eerste roman verscheen in 1979. Hoe kwam u tot het schrijven daarvan?

„Toen ik kinderen kreeg ben ik gestopt met werken, dat was gewoon in die tijd. Maar ik houd niet zo van ramen zemen en degelijke, dus ik ging al snel op zoek naar andere bezigheden. Zo begon ik met schrijven. Ik schreef steeds kladjes vol en verscheurde die dan weer, omdat ik de verhalen niet goed genoeg vond. Later kwam ik op het idee om eens wat op te sturen naar een uitgever, zodat ik van zijn opmerkingen kon leren. Tot mijn verrassing werd dat eerste manuscript gelijk uitgegeven.”

Schrijft u elke dag?

„Ja, ik ben een ochtendmens en zit meestal al om acht uur achter de computer. De middagen gebruik ik voor andere dingen. Bij dit werk komt veel discipline kijken, het is hard werken. Gelukkig schrijf ik erg gemakkelijk.”

Waarom bent u altijd binnen het genre van streek- en familieromans gebleven?

„Na de verschijning van mijn eerste boek ben ik automatisch in dat vakje beland. Ik wil boeken schrijven die toegankelijk zijn voor de gewone man, wat overigens niet wil zeggen dat gestudeerde mensen ze niet lezen. Je kunt wel literatuur schrijven, maar wie leest die boeken? Niet veel mensen. Het is toch de ijdelheid van een schrijver dat je gelezen wilt worden.”

Boekhandelaren zeggen bijna geen streekromans meer te verkopen. Herkent u dat?

„Daar klopt niets van. Als er geen streekromans meer verkocht zouden worden, zouden ze ook niet meer gemaakt worden. Een uitgever is tenslotte geen filantropische instelling, hij moet er wel iets aan verdienen. Tot nu toe wil de uitgeverij nog jaarlijks drie boeken van mij op de markt brengen, dus dat laat zien dat er ook belangstelling voor is.

Het lezerspubliek is nog steeds groot. Dat zie je aan de uitleencijfers van bibliotheken. Die van het afgelopen jaar heb ik nog niet gezien, maar in 2010 stonden mijn romans nog in de top vijf van meest uitgeleende boeken.

Dat streekromans misschien minder verkocht worden, komt ook doordat ze bijna niet te vinden zijn in de boekhandel. En als ze niet in de winkels liggen, komen ze ook niet bij het publiek onder de aandacht. Ook de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek heeft weinig oog voor het genre, dat vind ik erg jammer.

Je ziet dat er vanuit literaire kringen een zeker dedain is rond deze boeken. Maar men vergeet dat streekromans juist veel mensen aan het lezen geholpen hebben, dankzij hun toegankelijkheid. De minachting voor het genre is overigens niet iets van de laatste tijd; die was er al in de tijd van Stijn Streuvels.

Tegelijk hebben we als streekromanauteurs ook zelf schuld aan de geringe aandacht voor deze boeken, doordat we weinig de publiciteit opzoeken. Ik blijf zelf ook liever op de achtergrond en hoef niet zo nodig mee te doen in allerlei tv-programma’s, iets wat je veel andere auteurs wel ziet doen.”

Wie lezen streekromans? Als je de boekhandelaren moet geloven zijn dat vooral oudere vrouwen.

„Dat zijn bakerpraatjes. Dat zie ik wel wanneer ik een lezing geef, dan zit er een divers publiek in de zaal, ook veel jonge mensen.”

In uw romans speelt romantiek altijd een rol. Waarom?

„In mijn boeken mag ik graag een stuk romantiek verwerken. Liefde en haat zijn de belangrijkste menselijke emoties. We hebben in het leven te maken met hoogte- en dieptepunten, dat zijn de golven van het bestaan. Ik kies ervoor om mijn romans te laten eindigen op de top van zo’n golf. En waarover moet ik anders schrijven dan over de liefde? Over haat?”

In het verleden is in recensies van uw boeken in het Reformatorisch Dagblad opgemerkt dat u te expliciet over seksualiteit schrijft. Wat vindt u daarvan?

„Als mensen dat vinden, dan mag dat van mij. Je kunt het nu eenmaal nooit iedereen naar de zin maken. Voor de een is het te frivool en voor de ander te preuts. Seksualiteit hoort nu eenmaal bij de liefde en als je kijkt naar de openhartige en onbeschaamde manier waarop die in de literatuur wordt beschreven, dan houd ik het heel netjes. Maar als iemand zich eraan stoort, moet hij zo’n boek vooral niet lezen. Ik kan het respecteren als mensen andere grenzen hanteren dan ik.

Overigens houd ik wel rekening met mijn lezers. Zo schrijf ik voor de VCL-serie, die een conservatiever publiek heeft, bewust historische romans waarin seksualiteit nauwelijks een plaats heeft. Maar voor uitgeverij Westfriesland ben ik wat vrijer.

Wat vindt u van de manier waarop uw boeken besproken worden in de media?

„Hier zie je ook weer een stuk dedain rond streekromans, dat vind ik jammer. Mijn boeken zijn soms afgebrand. Maar je kunt er weinig aan veranderen, dus daarom trek ik me er eigenlijk niets van aan.”

Maakt het u niet boos?

„Nee, dat niet. Ik ben wel van mening dat het genre meer aandacht verdient.”


Boekgegevens

”Onrustig hart”, door Gerda van Wageningen;

uitg. Kok, Utrecht, 2012; ISBN 978 90 5977 207 6; 216 blz.; € 13,50.


”Onrustig hart”

Als Vogelaar zijn eten op had, ging hij zijn baas ophalen. Die at dan om één uur in zijn eentje in de eetkamer aan de half gedekte tafel, en dat leek hij nogal ongezellig te vinden, want hij hield Metje tot haar eigen verrassing graag aan de praat, als ze hem de schalen bracht. Zodoende vatte ze op de derde dag de moed hem te vragen of ze zo nu en dan een krant mee naar huis mocht nemen, als niemand die verder nog wilde hebben. Hier hadden ze geen geknipte reepjes krant op het toilet, maar een rolletje dun en zacht papier, dat daar speciaal voor werd gemaakt. Zoiets had ze nog nooit eerder gezien!

„De krant? Wil je vader die soms graag lezen?” vroeg de oudere man verrast en blijkbaar blij met wat aanspraak onder het eten, want hij schepte ondertussen gewoon op en stak niet veel later de vork in zijn mond.

Ze bloosde en schudde het hoofd. „Nee, mijnheer, mijn vader niet, maar ikzelf.”

De oudere man leunde geamuseerd achterover. „Toe maar! Hier staat dus een jongedame met hersens! Waarom ben je dienstmeid geworden, als je blijkbaar leergierig bent?”

„Arbeiderskinderen leren zelden door, mijnheer, en als dat een enkele keer wel gebeurt, dan gaat het altijd om een jongen, als zijn meester daar erg op aandringt, en zeker niet om een meisje! Mijn vader vindt het maar onzin dat ik graag dingen leer en van alles wil lezen. Als ik wil lezen, is de Bijbel dik genoeg. Meisjes trouwen toch, vindt hij. Trouwens, zo denken de meeste mensen.”

De oudere man schudde zijn hoofd. (…) „Onzin”, vond hij. „Als je kunt leren, moet je dat doen.”(…)

„Het kost ook te veel geld, mijnheer. Dat is er niet, in eenvoudige arbeidersgezinnen.”

„Nu ja, je zult wel gelijk hebben. Wel, kind, als jij zo graag kranten leest, heb je mijn zegen om ze mee te nemen als niemand anders ze meer leest. Behalve als ze nodig zijn om de kachel aan te steken natuurlijk.” Hij grinnikte. „En mijn vrouw heeft boeken. Daar mag je weleens wat van lenen, als je haar dat vraagt. Wacht. Ik heb ook iets wat je misschien wel interessant vindt om te lezen.” Hij vergat de rest van zijn boerenkoolstamppot en zocht in de boekenkast naar een dun geschriftje. „Hier staat het een en ander in over de suikerteelt. Interesse?”

Ze bloosde verrast. „Zeker, mijnheer, graag zelfs! U krijgt het weer terug zodra ik het uit heb en ik zal er zuinig op zijn.”

„Het is al goed, kind. Wel, je mag ook wel een extraatje hebben. Je vervangt onze huishoudster uitstekend.”

Ze glimlachte meer ontspannen. „Dank u, mijnheer, maar ik kan lang niet zo deftig koken als zij.”

„Dat leer je nog wel”, meende hij. „Breng me nu het dessert maar.”


Gewoon Gerda (glossy); uitg. VBK Media, Utrecht, 2012; ISBN 978 90 5977 350 9; 48 blz.; € 3,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer