„Efraïm Genootschap marginaler”
ENSCHEDE – Dat deze week drie jongeren het omstreden Efraïm Genootschap in Israël verlieten en teruggingen naar Nederland, duidt erop dat de beweging „nog marginaler wordt”, zegt godsdienstsocioloog dr. Durk Hak.
Dat in het verleden de voorspelling van leider Heinrich van Geene over de wederkomst niet uitkwam, deed zijn aanhang al slinken, betoogt Hak. „Toen kwam er twijfel. Waarom gebeuren de voorspelde zaken niet?”
Dat achterblijvers in Nederland blij zijn met de terugkeer van de jongeren uit Israël kan Hak, die studie maakte van het Efraïm Genootschap, begrijpen. Toch is het voor hem de vraag of bijvoorbeeld de twee Driestarleerlingen (14 en 15 jaar) die terugkwamen, zelf terug wilden. Ze gingen met hun moeder, lid van het genootschap, mee naar Israël. Die zit daar nog met een dochter. „Gingen ze graag mee met moeder of wilden ze weer terug naar vader? Dat is voor mij moeilijk te beoordelen. Er is tweespalt in het gezin.”
Hak zegt er huiverig voor te zijn om „in zwart-wittermen” te spreken over het Efraïm Genootschap. „Van Geene verwierf extreem veel gezag. Hij noemt zichzelf de profeet Elia en denkt een instrument te zijn in handen van God om zo het einde der tijden dichterbij te brengen. Voor veel christenen is dat vloeken in de kerk. Anderzijds: eindtijdverwachting is een christelijk uitgangspunt. Leden van het genootschap gaan ergens voor. En wat is een sekte? Dat hangt maar net af van de vraag wat de norm is in de omgeving, bijvoorbeeld op het gebied van kleding. Wat vreemd is, boezemt algauw angst in.”
Dat Van Geene volgelingen „geld heeft afgetroggeld”, weerspreekt Hak niet. „Het is een boef, tussen aanhalingstekens. Hij heeft in zijn kring aanzien verworven. Punt is wel dat mensen hun geld graag gaven. De ex-volgelingen redeneerden: Wat jammer dat ik er geld in heb gestopt.” Het zou Hak niet verbazen als meer volgelingen terugkeren. „Emigreren is ontberen. Als christenen in Israël zich openlijk gaan manifesteren, wordt het ingewikkeld, met het oog op weerstand van orthodoxe joden.”