Midden-Oostenbeleid minister Rosenthal mist soms visie en scherpte
Het beleid van minister Rosenthal ten aanzien van het Midden-Oosten mist soms visie en scherpte, betogen Geert Wilders en Wim Kortenoeven.
Het beleid van minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal ten aanzien van Noord-Afrika en het Midden-Oosten mist soms visie en scherpte en is af en toe zelfs onverstandig.
Dat bleek onlangs nog met betrekking tot Iran. Op 3 januari retourneerde Rosenthal de Nederlandse ambassadeur naar Teheran. Deze was kort daarvoor teruggeroepen vanwege de aanval op de Britse ambassade in Teheran.
De terugzending, die wat ons betreft sowieso niet had moeten plaatsvinden, was evident een verkeerd signaal en kwam ook nog eens op het meest verkeerde moment. De Iraanse marine was toen bezig met het afronden van een agressieoefening. Daarmee werd onder andere het afsluiten gesimuleerd van de Straat van Hormuz, een levensader van het Westen. Verder had Teheran die week nog gedreigd met geweld tegen Amerikaanse vlooteenheden in het gebied.
In februari gaat Iran het ‘afsluitspel’ herhalen. De Britten sturen daarom een oorlogsschip naar de Straat van Hormuz. Nederland stuurt een ambassadeur.
Rosenthal zou moeten handelen naar letter en geest van de Kamerbreed aangenomen motie-Kortenoeven van 10 november 2011, die de minister vraagt internationaal het voortouw ter nemen bij het treffen van strafmaatregelen tegen Iran. Maar ook op het gebied van sancties lijkt Rosenthal eerder volger dan voortrekker te zijn geworden.
Ook als het gaat om de ontwikkelingen in de Arabische wereld toont Rosenthal onvoldoende scherpte. Zo sluit hij de ogen voor de realiteit van de zogenaamde Arabische lente. Die brengt geen democratie en vrijheid, maar helpt vrijwel overal de islamisten aan de macht. Rosenthal zei op 22 december voor BNR Nieuwsradio echter optimistisch te zijn en niet bang voor een „islamitische iranisering.”
De ontwikkelingen in Iran en die in de Arabische wereld staan echter niet los van elkaar. Ook Iraanse leiders zeggen dat de soennitische Arabische lente onderdeel vormt van het islamitisch ontwaken, dat begon met de sjiitisch-islamitische revolutie van 1979 in Iran.
Het is een feit dat er ideologische tegenstellingen bestaan tussen de sjiitische en de soennitische varianten van de islam. Dit leidt regelmatig tot geweldsuitbarstingen, met name in Irak. Het is daarom begrijpelijk dat er in de soennitische wereld bezorgdheid heerst over het Iraanse atoomprogramma.
Iran is niet alleen de ideologische leider van de sjiitisch-islamitische wereld, het ambieert in álle opzichten de énige leider te worden van de gehéle islamitische wereld. Dat botst vooral met de ambities van het regime van Saudi-Arabië, de bakermat van de islam en de grote gangmaker van soennitisch activisme, ook waar het gaat om de strijd tegen het „ongelovige Westen.” Ten onrechte typeert Teheran het Saudische regime als prowesters. Het heeft slechts een andere strategie gekozen dan Iran: die van de ondermijning.
Gezien de Iraanse agressiepolitiek is het begrijpelijk dat de regimes in Saudi-Arabië en andere soennitische staten een nucleair Iran vrezen. Er wordt bijgevolg in het Westen veel gespeculeerd over een mogelijke nucleaire wapenwedloop in het Midden-Oosten. Het voorkomen daarvan wordt zelfs als een argument gebruikt om het Iraanse kernwapenprogramma te dwarsbomen.
Daarbij wordt vaak over het hoofd gezien dat de Iraanse dreiging tegen de als prowesters beschouwde soennitische staten niet is gericht tegen de bevolkingen daarvan, maar tegen de er zittende seculiere of anderszins ongewenste regimes.
Waar die regimes verdwijnen, zoals in Noord-Afrika al is gebeurd, ontstaat de mogelijkheid voor sjiitisch-soennitische samenwerking in de strijd tegen Israël en het Westen. Daarbij kunnen de onderlinge conflicten tijdelijk naar de achtergrond verdwijnen. Dat wordt bewezen door bestaande vruchtbare samenwerking tussen het sjiitische Iran en de soennitische Hamasbeweging.
Inmiddels zijn er ook andere verbanden zichtbaar. Zo deed de Egyptische sjeik Yusuf al-Badri onlangs op de Iraanse televisie een oproep om Israël met zowel Iraanse (sjiitische) als Pakistaanse (soennitische) kernwapens te treffen. Badri sprak ook over de noodzaak om de islamitische gelederen te sluiten in de strijd tegen de VS. Hij rondde af met de woorden: „Dood aan Israël. Dood aan Amerika!”
De kans is groot dat de soennitische islamisten in de Arabische wereld op sommige punten gemene zaak gaan maken met het sjiitische Iran in de strijd tegen de „vijanden van Allah.” Dat zijn in eerste instantie Israël en de VS. Maar ook Europa staat op het islamitische lijstje van tegenstanders waarmee moet worden afgerekend.
Het is daarom de hoogste tijd dat er een hard, consistent en coherent beleid komt. Bij het bestrijden van Iran moet Rosenthal niet alleen de harde sanctielijn aanvoeren en politieke steun geven aan de landen die voor ons eventueel de kastanjes uit het vuur moeten halen. Hij moet ook de realiteit onder ogen zien en rekening houden met de nieuwe soennitische gelegenheidsbondgenoten van de ayatollahs. Dat vergt niet alleen inzicht, maar ook creativiteit en moed.
De auteurs zijn respectievelijk fractievoorzitter en buitenlandwoordvoerder van de Partij voor de Vrijheid.