Vuurwerkrage
Ieder jaar rond oud en nieuw laait de discussie op over de vuurwerkgekte die zich weer in ons land voltrekt. De bezwaren klinken steeds luider. Daar is ook alle reden toe. Het afgestoken vuurwerk wordt steeds zwaarder. Soms moet de Explosieven Opruimingsdienst eraan te pas komen om vuurwerkbommen onschadelijk te maken.
Behalve met vuurwerk hebben we in en rond de oudejaarsnacht ook te maken met carbidschieten, vreugdevuren, in brand gestoken auto’s en andere branden die gesticht worden of per ongeluk door het afsteken van vuurwerk zijn ontstaan.
Politie, brandweer en ambulancepersoneel hebben het zwaar rond de jaarwisseling. Ook eerstehulpposten en niet te vergeten oogartsen hebben heel wat te doen. Ieder jaar is er een aantal mensen die het na Nieuwjaar niet meer zo scherp zien (of helemaal niets meer zien) of niet meer op hun vingers kunnen natellen dat ze voortaan hun geld niet meer aan vuurwerk moeten besteden.
Nu kan men zeggen dat het hier gaat om een diepgewortelde traditie. Tot op zekere hoogte is dat waar. Maar daarbij vindt wel een escalatie plaats. We zijn met meer mensen dan vroeger en die mensen hebben meer geld te besteden. Daardoor nemen de overlast en de schade toe. Mensen zijn in het algemeen ook minder gedisciplineerd en drinken meer dan vroeger. Vandaar dat het geweld tegen hulpdiensten een steeds groter probleem wordt.
Ook de vreugdevuren die vanouds in sommige dorpen in de oudejaarsnacht ontstoken worden, zijn steeds omvangrijker. Er zijn meer (jeugdige) inwoners dan vroeger. Ook zijn er tegenwoordig meer spullen om aan te voeren naar de plaats van het traditionele festijn. Vroeger lag die plaats veelal buiten de bebouwde kom, nu bevindt die zich vaak in of vlak bij een woonwijk.
Volgens enquêtes is een kwart van de bevolking actief betrokken bij het afsteken van vuurwerk en andere oudejaarsjool. De helft van de ondervraagden zou graag zien dat er een eind aan gemaakt wordt. Hoe moeten overheden en politici daarmee omgaan?
De Rotterdamse burgemeester, Aboutaleb, sprak zich recent uit voor een aanscherping van de regels. Vuurwerk dat legaal verkrijgbaar is, moet minder zwaar worden. Burgemeester Broertjes van Hilversum pleitte zelfs voor een algeheel verbod van consumentenvuurwerk. Dat laatste zou inderdaad ideaal zijn.
In de meeste landen is er rond de jaarwisseling helemaal niet zo’n vuurwerkrage als hier. Het is dus geen wetmatigheid dat met die dagen de gangbare normen inzake milieu, geluidoverlast en dierenwelzijn aan de kant worden gezet en dat allerlei ongelukken en schadegevallen worden geaccepteerd als iets wat nu eenmaal bij de jaarwisseling hoort.
Daarbij is het uiteraard verstandig om de overlast geleidelijk aan in te perken, teneinde volksoproeren te voorkomen. Er moeten strengere eisen komen waaraan legaal vuurwerk moet voldoen. Strengere straffen voor het in bezit hebben en zeker voor de handel in illegaal vuurwerk. De periode waarbinnen vuurwerk verkocht mag worden, moet worden ingeperkt. Makers van vuurwerkbommen mogen er niet met een lichte straf van afkomen. Zo kan de overlast meer en meer worden ingeperkt. Het roken is ook geleidelijk aan van iets heel normaals teruggedrongen tot iets wat alleen hier en daar nog gedoogd wordt.
Zo’n restrictieve aanpak van vuurwerk zal ongetwijfeld op verzet stuiten. Niet het minst in de biblebelt. Het is beschamend dat juist daar de overlast en schade vaak groot zijn. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de leeftijdsopbouw. In plaatsen als Waardenburg en Harskamp lopen meer jongeren en jongvolwassenen rond dan in Laren of Blaricum.
Veelal leeft de gedachte (ook onder kerkelijke jongeren en ouderen) dat men zich het hele jaar vrij netjes gedraagt en dat je dan toch wel één keer in het jaar uit je dak mag gaan. Tot op heden heb ik echter nooit iets in de Bijbel gevonden wat daarvoor steun biedt.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl