Nu senior nog
De dood van de twee beruchte zonen van Saddam Hussein is ongetwijfeld goed nieuws voor Bush en Blair. Dat leidt de aandacht af van het geloofwaardigheidsprobleem waar zij in toenemende mate mee te kampen hebben. De dood van Qusay en Uday vormt ook een psychologische compensatie voor de verliezen die de geallieerde strijdkrachten vrijwel dagelijks moeten incasseren.Nog belangrijker is wellicht het effect dat de dood van Saddams zonen op de Iraakse bevolking heeft. Daar bestaat immers in brede kring de vrees dat Saddam wel verslagen is, maar nog niet uitgeschakeld. Tal van Irakezen houden rekening met zijn terugkeer naar de macht, wanneer na het vertrek van de Amerikanen een innerlijk verdeelde overgangsregering aantreedt. Zou die wel bestand zijn tegen een machtsgreep van de kant van de Ba’ath-partij? Is het daarom niet het verstandigst om zich op de vlakte te houden en zich voorlopig niet in te laten met de Amerikanen?
De dood van Saddams zonen betekent dan ook voor veel Irakezen een opluchting. En voor zijn aanhangers, die hij onder de soennieten en met name onder zijn geprivilegieerde stamgenoten nog in grote aantallen heeft, wordt nu ook steeds duidelijker dat zij aan de verliezende hand zijn. Met het Amerikaanse leger valt niet te spotten.
Maar senior is in dit verband de hoofdprijs, dat spreekt vanzelf. Dood of levend moeten de Amerikanen Saddam in handen zien te krijgen. Berechting voor een tribunaal, waarbij hij dan tevens aan de tand gevoeld kan worden over de massavernietigingswapens die hij bezat, zou het mooiste zijn.
Om alle twijfel bij de bevolking weg te nemen dat het echt gaat om Qusay en Uday zullen de Amerikanen foto’s van de lichamen vrijgeven. Het fotograferen van lichamen past wel niet in de islamitische cultuur en tijdens de oorlog tegen Irak hebben de Amerikanen bezwaar gemaakt tegen het publiceren van foto’s van dode Amerikaanse soldaten.
Dat zijn reële bezwaren. Uit een diep besef van de ernst van de dood en uit respect voor de nabestaanden dienen we zeer terughoudend te zijn in het publiceren van foto’s van lichamen, zeker wanneer die door oorlogshandelingen of verkeersongelukken zwaar geschonden zijn.
Toch kan het voor justitiële doeleinden nodig zijn om lichamen, zelfs zwaar verminkte lichamen, te fotograferen. En ook in een oorlogssituatie ziet men zich soms gedwongen dingen te doen die men anders zou nalaten.
Als het publiceren van foto’s van de beide doodgeschoten zoons van Saddam van wezenlijk belang is om het twijfelende en achterdochtige deel van de Iraakse bevolking ervan te overtuigen dat de Saddam-dynastie een gevoelige klap is toegebracht, dan zal men dat niet moeten nalaten. Er staat immers veel op het spel.
De situatie in Irak is nog steeds heel labiel en de Amerikanen zijn er nog lang niet in geslaagd een geloofwaardig alternatief voor het oude regime tot stand te brengen. Ook in Afghanistan, waar Washington al eerder met militaire inzet een regimewisseling teweegbracht, blijkt het niet eenvoudig te zijn om een meer democratisch en acceptabel bewind in het zadel te helpen.