Die rare boekhouder in ons hoofd
In ons hoofd zit een boekhouder. Die houdt bij hoeveel geld er binnenkomt, wat eruit gaat, en waar naartoe. Helaas is deze mentale boekhouder niet altijd verstandig. Ook vergist hij zich nogal eens.
Zo onderschatten mensen gemakkelijk het totaalbedrag van de kleine beetjes die ze op één dag uitgeven. De Amerikaanse financieel adviseur en bestsellerauteur David Bach noemt dat de ”Latte Factor”. Hij gaf in 1990 een cursus over investeren en persoonlijke financiën. Een cursiste vertelde dat ze niets overhield na aftrek van haar vaste lasten en dagelijkse boodschappen. Ze nam een slokje van haar koffie, een ”double nonfat latte” van Starbucks, en zette op een rijtje waar haar geld zoal heen ging op één dag.
Ze begon met koffie (3,50 dollar) en een muffin (1,50). In een pauze kocht ze een fruitsmoothie (3,95), nog een sapje (0,50) en iets te eten (1,75). (De prijzen zijn in dollars; 1 dollar is 0,77 euro). Bach zette op een rij wat de cursiste tot dan toe –nog voor de lunch– had uitgegeven: 11,20 dollar. Hij liet zien dat, als ze hierop 5 dollar per dag zou kunnen besparen, ze op haar 65e 1,2 miljoen dollar zou hebben gespaard (gerekend met een zonnige 10 procent rendement).
Het voorbeeld staat in ”Psychologeld”, een boek uit 2011, waarin Chris Zadeh en Anna Dijkman ingaan op vragen als: Waarom geef je gemakkelijker geld uit met de pinpas, en: Gebruik je spaargeld anders dan financiële meevallers? Zadeh werkt in de financiële sector, Dijkman is psycholoog en journalist.
Mensen hebben al de neiging de kleine bedragen niet goed op te tellen – en door te betalen met pasjes raken ze nog sneller het overzicht kwijt, betogen de auteurs. Wie met munten en papiergeld afrekent, geeft gemiddeld aanzienlijk minder uit dan degene die een pasje gebruikt, zo blijkt. „Hoe transparanter het betaalmiddel, hoe groter de betaalpijn.” Betaalpijn is het pijnlijke besef dat je afscheid aan het nemen bent van je zuurverdiende geld.
Contant geld is transparant; dat doet het zeerst bij het uitgeven. Er bestaat zelfs een term voor het niet willen aanbreken van een bankbiljet: biljetbreekangst. Uit een onderzoek bleek dat mensen met een biljet van 100 dollar op zak minder snel iets kopen dan degenen die tien tientjes te besteden hebben. Maar áls een groot biljet eenmaal is aangebroken, kan het snel gaan; dan wordt er snel juist meer uitgegeven. „Wat maakt het nog uit…”
Nog onopvallender of ondoorzichtiger zijn de bedragen die verdwijnen bij het kopen op afbetaling of via rood staan bij de bank voor de betaalrekening. In het eerste geval kan het gebeuren dat de wasmachine van 350 euro –die mag worden afgelost via een maandelijks bedrag van bijvoorbeeld 8 euro– na 62 maanden bijna 500 euro heeft gekost. Dankzij de hoge rente. Ook een extra lening afsluiten omdat je je spaargeld niet wilt aanspreken, is niet slim: lenen kost meer dan dat het geld op de spaarrekening opbrengt.
Dat sommigen tóch gaan lenen terwijl ze geld achter de hand hebben, is te verklaren via het model dat de Amerikaanse economen Richard Thaler en Eldar Shafir bedachten. Mensen hebben volgens hen een piramide in het hoofd waarin ze hun geld indelen. Onderaan staat de portemonnee, daarboven de betaalrekening, dan de spaarrekening, en na zaken als beleggingen en de waarde van het huis volgt bovenaan het pensioen. Hoe lager in de piramide, hoe gemakkelijker geld wordt uitgegeven. Een kort krediet kan dus veiliger voelen dan een greep in de spaarpot.
Dat op microniveau allerlei onzichtbare en emotionele aspecten een rol spelen op een terrein dat zakelijk zou kunnen heten, is verontrustend en herkenbaar; dat het op macroniveau ook gebeurt, is zo mogelijk nog griezeliger. Emoties, angst voor verlies, kuddegedrag, financiële staar, expertverslaving: in het groot gebeurt wat in het klein gebeurt, schetsen de auteurs van ”Psychologeld”. Met desastreuze gevolgen.
De huizenbubbel in de Verenigde Staten die klapte (2006), de wereldwijde financiële crisis, de enorme fraude van vermogensbeheerder Bernard Madoff uit New York die in 2008 aan het licht kwam – ze hadden minder ernstig kunnen zijn als er eerder was ingegrepen, anders was gehandeld, beter opgelet. Wat in de weg stond, was vaak gevoel.
Uit ”Gek met geld”, een boek van massapsycholoog Jaap van Ginneken dat in 2010 verscheen, blijkt eveneens dat consumenten niet vanzelf goed omgaan met geld. Van Ginneken: „Ons geldbrein blijkt namelijk vaak scheef te zijn: mank, scheel en halfdoof.” Inzicht helpt om de zaken beter te beteugelen, betoogt ook hij.
Hij beschrijft beknopt met welk deel van dat scheve brein financiële beslissingen te maken hebben. En terwijl consumenten geneigd zijn de invloed van emoties te onderschatten, weten reclame- en marketingmensen heel goed hoe belangrijk ze zijn.
Wat de macro-economie betreft: deskundigen weten allang hoe het zit met zeep-bellen. Van Ginneken schetst zes kernbegrippen voor een „algemene financieel-psychologische theorie van zeep- bellen”: springvloed (van extra geld), nieuw tijdperk (nieuwe investeringsmogelijkheden), ondoorzichtigheid, gedaanteverandering, toonzetting (of twijfel), paniek. „Al met al was het onvoorstelbare dus toch nog redelijk voorspelbaar en zagen enkele sceptici het (de kredietcrisis, CvdH) aankomen”, concludeert hij.
Maar hun waarschuwing stuitte natuurlijk weer op de hardnekkige muur van kuddegedrag, angst voor verlies, bevestigingsdrang, dat soort lastige zaken. Dat kost dus geld.
”Psychologeld. Waarom we stoppen met denken als we beginnen met uitgeven”, door Anna Dijkman en Chris Zadeh; uitg. Maven Publishing, Amsterdam, 2011; 175 blz.; € 15. ”Gek met geld. Over financiële psychologie”, door Jaap van Ginneken; uitg. Business Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2010; 222 blz.; € 19,90.