Kerk & religie

Pieterskerk: geen Bijbel, wel een preek

LEIDEN – De Pieterskerk in Leiden stond tien jaar lang in de steigers. In 2010 kwam de restauratie klaar. Het onderzoek tijdens de grote onderhoudsbeurt leverde veel nieuwe kennis over de kerk op. Al die informatie is gebundeld in een dik, fotorijk boek. „De geschiedenis van de kerk is een spiegel van de vaderlandse geschiedenis.”

4 January 2012 11:12Gewijzigd op 14 November 2020 18:31
In het schip van de kerk hangt het Van Hagerbeerorgel. Foto uit ”De Pieterskerk in Leiden"
In het schip van de kerk hangt het Van Hagerbeerorgel. Foto uit ”De Pieterskerk in Leiden"

De smalle Kloksteeg is een dwarsstraat van de bekende Leidse gracht het Rapenburg. Aan het einde van de steeg ligt een stil plein, het Pieterskerkhof. Daar staat de imposante Pieterskerk. Hoog rijst de kerk op.

De platte voorkant van de kerk doet denken aan die van de Domkerk in Utrecht. Er mist iets. Dat is al sinds 1512 het geval. In de nacht van 3 op 4 maart van dat jaar stortte de toren in. „Door Gods zonderlinge gratie” kwam er niemand bij om.

Hoe de toren er precies heeft uitgezien, is niet bekend. Een oud schilderij suggereert dat het een circa 100 meter hoge toren met een grote spits moet zijn geweest. John Veerman toont in het recent verschenen boek ”De Pieterskerk in Leiden” (uitg. WBooks, Zwolle) aan dat dat een te mooie voorstelling van zaken is. Gezien de bouwconstructie en het grondplan moet de toren kleiner zijn geweest.

Van een nieuwe toren is het nooit meer gekomen. Het geld was op en in 1512 moest eerst nog het transept worden afgebouwd, aldus Veerman. De kerk is er niet minder mooi om.

De ramp van 1512 was niet de enige die de kerk trof. Op 12 januari 1807 ontplofte niet ver bij de Pieterskerk vandaan een schip vol kruit. Bij die ramp vielen 151 doden en ruim 2000 gewonden. Circa 220 Leidse woningen werden compleet verwoest of onbewoonbaar verklaard.

Voor de Pieterskerk was de ramp „desastreus.” „Wat er op dat moment nog aan historische beglazing resteerde, werd door de ontploffing definitief verwoest.” Ook was er „zware structurele schade.” Het herstel kostte uiteindelijk bijna 60.000 gulden, zo meldt het boek.

Deze en andere details passeren in ”De Pieterskerk in Leiden” de revue. De uitgave geeft eerst de algemene geschiedenis van de kerk, die mogelijk teruggaat tot het jaar 1121, weer. Daarna gaan de auteurs in op een aantal deelonderwerpen, zoals de bouwtechniek in het koor van de kerk, de houten gewelfschotels en de kerkmeesterkamers.

Het tweede deel gaat over het interieur van de kerk. Het derde deel beschrijft de vele gedenktekens in de kerk. In de epiloog gaat het over de kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog, de overgang naar de Stichting Pieterskerk en de laatste restauratie.

Het boek van meer dan 500 pagina’s en met vele (detail)foto’s en tekeningen is er een voor liefhebbers van de kerkbouwkunst van oude Hollandse kerken.

Bewarende kracht

Wie door de grote deuren de Pieters­kerk binnenstapt, komt ook onder de indruk van het interieur van de kerk. Er zijn veel oude elementen te vinden. De laatmiddeleeuwse muurschilderingen, de stijlvolle kerk­meesters­kamer, de grote gildeborden en de twee prachtige orgels vertellen elk hun verhaal.

De Pieterskerk beschikt over het oudste koorhek van het land. Deze afscheiding tussen kerk en koorgedeelte is vroegvijftiende-eeuws. Het hek scheidde tot de Reformatie geestelijken en leken van elkaar. Toen de protestanten de kerk in handen kregen, bleef het koorhek een functie behouden, omdat in het koor vaak de avondmaalsbediening plaatsvond, aldus de Groningse onderzoeker Kroesen. Dat verklaart waarom er in het calvinistische Nederland relatief veel koorhekken zijn gespaard gebleven. „Een koorhek vormde een geschikte afscheiding tussen de avondmaalsruimte en de preekkerk in het schip, waar het Woord vanaf de preekstoel werd bediend.” Kroesen stelt dat „we ten aanzien van de Nederlandse koorhekken gelukkig kunnen spreken van een zekere „bewarende kracht van het calvinisme.””

Een ander monumentaal interieur­stuk is de preekstoel uit 1532. De kansel weerstond de Beeldenstorm en interieur­aanpassingen. Het preekgestoelte heeft een natuurstenen voet met daarop een kuip en een fraai gehemelte.

Een kanselbijbel ontbreekt. De Pieterskerk is niet meer in gebruik als kerk. Het zijn vooral wetenschappers, symposiumbezoekers en studenten die de kerk regelmatig vullen. Per jaar zijn er zo’n 200 bijeenkomsten in het voormalige godshuis. Veel van die evenementen gaan uit van de universiteit van Leiden.

In 1974 ging de kerk definitief over in „wereldlijke handen”, toen de hervormde gemeente de kerk overdroeg aan een stichting. De wetenschap lijkt het hier letterlijk gewonnen te hebben van het geloof. De vele gereformeerde hoogleraren uit vroeger eeuwen hadden het eens moeten weten.

Al zijn de kerkbanken verdwenen en gaat de kanselbijbel niet meer open, vanaf de preekstoel klinkt nog steeds een preek. Op de rand van de luifel van de kansel staat: „Ick Ben Die Wech Die Wareheyt Ende Dat Leven.”

N.a.v. ”De Pieterskerk in Leiden. Bouwgeschiedenis, inrichting en gedenktekens”, door Elizabeth den Hartog, Johan Veerman e.a.; uitg. WBooks, Zwolle, 2011; ISBN 978 90 400 78187; 528 blz.; € 49,50 (vanaf 1 februari € 59,50).

pieterskerk.com


Leidse kerk rijk aan grafmonumenten

LEIDEN – De Leidse Pieterskerk is sinds 1575 niet alleen de plaats van academische plechtigheden, maar ook de laatste rustplaats van veel beroemde wetenschappers.

Naar het gebruik van de tijd kregen hoogleraren van de universiteit en bekende Leidenaren niet alleen een grafsteen, maar ook een gedenkteken. De Pieters­kerk beschikt daardoor over een unieke collectie funerair beeldhouwwerk. Geen kerk in Nederland, behalve de Bavo in Haarlem, beschikt over zo veel rouwborden, grafschriften en monumenten, aldus ”De Pieterskerk in Leiden”. Zo zijn er epitafen (grafschriften) voor de rector en theoloog Johannes Polyander van Kerckhoven en de organist Willem C. van Duyvenbode.

Een van de epitafen was vanaf het begin omstreden, schrijft de Leidse onderzoeker Grasman in het boek over de Pieterskerk. Aan de zuidwestelijke vieringspijler hangt een gedenkteken voor Coccejus, de theoloog die in de 17e eeuw een fel debat voerde met Voetius over de verbondsleer en de sabbat.

Het epitaaf was aanvankelijk nog weelderiger dan het nu is. Ergens voor 1860 moet het een soberder uiterlijk hebben gekregen. Waarschijnlijk was dat een reactie op de „scherpe commentaren” die er rond het grafschrift klonken. „Het gedenkteken voor vader en zoon Coccejus kan beschouwd worden als een zetstuk in het debat over de grote theoloog tegen alle critici. Wie evenwel gedacht had dat met dit gedenkteken het laatste statement afgegeven was in een door de dood afgebroken debat, had zich vergist. Het gedenkteken zelf hield het debat gaande”, zo blijkt uit verschillende scherpe geschriften die na plaatsing verschenen, aldus Grasman.

Het graf van Coccejus diende tijdens de Tweede Wereldoorlog overigens als geheime opbergplaats voor de pedelstaf en het grootzegel van de universiteit. Koster W. Rameau zat daarachter. Die kende het gebouw door en door en zorgde ervoor dat onderduikers en waardevolle spullen een plekje kregen in de verborgen hoeken van de kerk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer