Vriendenbundel voor John Piper boeket met veel mooie bloemen
Waar maak je een theoloog blij mee? Geef hem een boek. Nog mooier is het als dat boek speciaal voor jou geschreven is. Het overkwam de Amerikaanse theoloog John Piper vorig jaar.
Ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag ontving Piper, zoals de Duitsers dat zo mooi zeggen, een ”Festschrift”, een bundel met opstellen als blijk van waardering van vrienden en collega’s. Die waardering is terecht. Afgezien van de vraag hoe je Piper beoordeelt, is de impact van zijn bediening indrukwekkend. Bij Piper ontwaar je bovendien een diepe passie voor de eer en verheerlijking van Gods Naam. Vandaar ook de titel van dit boek: ”For the Fame of God’s Name”.
Deze bundel bevat 27 opstellen van vrienden en collega’s, onder wie bekende schrijvers als D. A. Carson, S. B. Ferguson, R. A. Mohler en W. Grudem. De opstellen zijn gecentreerd rond onderwerpen die Piper in de afgelopen decennia bezig hebben gehouden. Dat zijn thema’s als het lijden, de soevereiniteit van God, rechtvaardiging, ”christelijk hedonisme” –een door Piper gesmede term waarmee hij een centraal thema uit zijn denken tracht te verwoorden: dat de gelovige geroepen is God te genieten– en natuurlijk de theoloog die zo’n indruk op Piper gemaakt heeft: Jonathan Edwards. Daarnaast zijn er opstellen over Piper zelf en diverse andere uiteenlopende onderwerpen.
Al is de bundel geschreven door auteurs die sympathiseren met Piper, soms ontbreekt de kritische noot niet. Zo vraagt Mark Talbot zich in een artikel over het lijden af of het verlangen naar vreugde altijd aanwezig moet zijn en of God soms niet meer verheerlijkt wordt in de volharding van de lijdende christen die misschien de vreugde mist, maar toch hoopt op Gods onwankelbare trouw.
De bundel bevat veel goeds. Dat komt mede door de mix van theologische, historische en pastorale thema’s. Verhelderend is bijvoorbeeld het opstel van Sinclair Ferguson, die ingaat op de verzoeningsleer en dan met name het in het protestantisme onderbelichte element van Christus als Overwinnaar over de satan en de machten belicht. Ferguson bepleit eerherstel voor dit in de Vroege Kerk zo belangrijke element uit de verzoeningsleer, maar dan zonder de on-Bijbelse elementen die er aan de opvatting van de kerkvaders kleven. Zijn Bijbels-theologische onderbouwing vond ik verrijkend.
Ook systematisch theoloog Wayne Grudem haalt een onderbelicht leerstuk naar voren: het behagen van God door onze gehoorzaamheid. Volgens de titel van zijn opstel is dat „verwaarloosd nieuwtestamentisch onderricht.” Het is inderdaad opmerkelijk hoe vaak de Schrift aangeeft dat de gelovigen God daadwerkelijk behagen door hun gehoorzame gedrag en houding. Feitelijk gaat het hier om de noodzaak van goede werken in het leven van de christen. Overigens gaat Grudems betoog helemaal in het spoor van Calvijn, die leerde dat God niet alleen de zondaar rechtvaardigt, maar ook diens (goede) werken. Onvolkomen als ze in zichzelf zijn, zijn ze om Christus’ wil God welgevallig.
Ik heb genoten van deze verrijkende bundel. Zowel geïnteresseerde gemeenteleden –het publiek voor wie Piper zo veel heeft geschreven– als predikanten kunnen hun voordeel hiermee doen. In een groot boeket zullen niet alle bloemen je bekoren, maar omdat er zo veel andere mooie bloemen zijn, maakt dat ook niet uit.
”For the Fame of God’s Name: Essays in Honor of John Piper”, door Sam Storms & Justin Taylor; uitg. Wheaton, Crossway, 2010; ISBN 978 1 4335 0492 1; 542 blz.; $ 35,-.