Willem Jan Otten stelt in ”De vlek” plaatsvervanging aan de orde
Willem Jan Otten zet hoog in met zijn nieuwe boek ”De vlek”. Hij vraagt zich af hoe de plaatsbekleding van Christus ter sprake kan komen in de sceptische en agnostische cultuur van vandaag. Zijn vertelling is scherpzinnig en bevat heilzame inzichten.
Literatuur en theologie zijn in het oeuvre van Willem Jan Otten (1951) hecht verbonden. Toch schrijft hij geen verkapte meditaties of zelfs preken. Het religieuze speelt zich bij Otten altijd af in het dagelijkse bestaan, dat hij voluit serieus neemt. Maar onmiskenbaar poogt Otten aan te tonen dat in de menselijke ervaring, als het erop aankomt, een theologische dimensie meespeelt die iets toont van wat ”van de andere zijde” op ons toekomt. Het geheim van het mens-zijn laat zich niet verklaren in rationele termen, maar herbergt een mysterie.
In ”De vlek” vestigt Otten de aandacht op een oerchristelijk thema: de plaatsbekleding. Dat gaat allereerst over Jezus, Die de plaats innam van zondaren: in Zijn leven, maar zeker ook in Zijn dood aan het kruis. Mensen kunnen op hun beurt zich solidair verklaren met anderen en zelfs hun plek innemen.
Ook dat is een oudchristelijk thema, dat bijvoorbeeld een rol speelt bij Ignatius, bisschop van Antiochië (rond 100): Ignatius meende zich plaatsvervangend op te moeten offeren voor zijn gelovigen. Hoe Jezus’ plaatsvervanging samenhangt met of de bron is van menselijke barmhartigheid is de prikkelende vraag die Otten zijn lezers voorschotelt.
Verzen
”De vlek” is een vertelling, maar bestaat geheel uit verzen. Iets dergelijks deed Otten niet eerder, hoewel zijn lange gedicht ”De eend” (1975) ietwat vergelijkbaar is. ”De vlek” telt zo’n tachtig pagina’s met heldere versregels die zich tamelijk gemakkelijk laten begrijpen. Dat is een fiks verschil met Ottens poëzie, die lastiger te doorgronden is.
Toch is aandachtige herlezing ook bij deze vertelling nuttig en effectief, want de eigenlijke raadsels die aan de basis liggen van deze vertelling zijn niet een-twee-drie te vatten in verstandelijke redeneringen. Misschien zijn die raadsels sowieso onbevattelijk voor het rationele denken, waarmee we maar al te graag mysteries doorzichtig willen maken en willen categoriseren.
Ottens vertelling staat haaks op zo’n streven; hij toont het mysterie van de plaatsvervanging en leert de lezer dit mysterie als mysterie te begrijpen. Tegelijk is alles concreet en aanraakbaar in ”De vlek”, waarin het gaat over kankerpatiënten, bewakingscamera’s, een verdachte tas van het merk Adidas (met bom erin?), muziek van Bach en medische missers. Zo’n tien personages wandelen rond in Ottens vertelling; twee doden worden achteraf betreurd.
Tweelingbroers
Vlek is de achternaam van de twee hoofdpersonen van ”De vlek”. Zij zijn een tweeling, maar leven niet bijster warmpjes met elkaar. Al aan het begin valt te lezen: „Zo’n tweelingbroerverhaal/ waarin de één het leven/ van de ander op zich neemt/ wordt dit niet een twee drie.” Toch is dit precies waar het verhaal steeds nadrukkelijk op uitloopt, dankzij een typische Ottensituatie waarin de spanning tot een maximum wordt opgevoerd.
Een van de twee broers Vlek (Abel) krijgt te horen dat hij een grote kwaadaardige vlek op zijn longen heeft. Hij trekt zijn consequenties en reist af naar een eenzame plek, om zijn wanhopige laatste daad te stellen. Maar spoedig blijkt dat de foto’s van zijn longen zijn verwisseld met die van een ander.
Laat die ander nu ook nog eens Josefsson (= Jozefs zoon) heten en je weet welke religieuze oriëntatie er onder deze vertelling ligt. In deze figuur komt het goddelijke mysterie van de menswording van de Zoon van God ter sprake.
Mislukkeling
Toch is met deze constatering de puzzel niet opgelost; de leeservaring begint pas. Want hoe werkt dat, de plek van de ander innemen? Die vraag raakt aan het hart van deze vertelling. Josefsson vormt een sleutel om hierop greep te krijgen. Hij is een idioot, kun je gerust zeggen: het type mislukkeling dat bij grote christelijke schrijvers –Dostojevski, O’Connor, Greene– symbool staat voor het goddelijke heil. Josefsson spreekt moeilijk verstaanbaar, een beetje in orakeltaal, hij is lichamelijk gezien een beetje afzichtelijk (hij heeft geen „gedaante of heerlijkheid”, zou Jesaja zeggen). Als de dokter hem meedeelt dat zijn longen toch níét schoon zijn, zoals hem eerder was gemeld, maar dat zijn longen een grote kwaadaardige vlek vertonen – dan reageert hij niet verschrikt, maar zegt: „Een woord van u en ik ben heel.”
Die uitspraak is zonder twijfel niet gericht op de dienstdoende arts: het is een gebed. Dit gebed (dat teruggaat op een vraag gericht tot Jezus: „Spreek een woord en mijn knecht zal genezen zijn”) is al gedacht vanuit de zich ziek wanende Abel, die meent dat hij zal sterven. Zou deze man willen of kunnen geloven dat één woord zijn genezing kan bewerkstelligen? Vermoedelijk niet. Wonderen bestaan niet, zei deze ter dood veroordeelde dapper – maar Josefsson zegt: „Het wonder, dokter, is al geschied, (…). Er moet alleen begrepen worden hoe het is bedoeld.” Het wonder al geschied? Precies, want nu de fout is ingezien, wordt Abel gezond verklaard. Josefsson neemt diens plaats in.
Oerbeeld
In ”De vlek” lijkt Jezus’ plaatsvervanging een oerbeeld te zijn die de betekenis verheldert van plaatsvervangende daden of gebeurtenissen in het heden. Maar niet alleen leidt Jezus’ heilsdaad tot verheldering; het is vooral ook de bron of de verborgen diepte die aanwezig is in menselijke daden van plaatsvervangende barmhartigheid. De broer die ziek zou zijn (Abel), was altijd al een plaatsvervanger voor zijn broer (Ton) – maar de situatie zal spoedig zijn omgekeerd. Ton moet nu tevoorschijn komen vanuit zijn toeschouwerpositie (hij is professioneel bewaker, zit de hele dag veilig achter de bewakingsbeeldschermen).
Overigens, wie de Bijbelverhalen kent, ziet meteen dat hier het Genesisverhaal doorschemert van de broers Kaïn en Abel. Maar er zijn meer verwijzingen. Zo lijkt een pasgeboren baby afkomstig uit het oeuvre van Nijhoff, zijn er verwijzingen naar klassieke teksten en citeert Otten midden in een gesprek de titel van zijn gedichtenbundel ”Op de hoge”.
Bekrompen
Belangwekkend is ook de discussie die hier onderhuids wordt gevoerd met de hedendaagse geseculariseerde cultuur. De behandelend arts in het ziekenhuis drijft de spot met de religieuze gevoelens van Josefsson. In zijn medisch-rationele wereldbeeld bestaat er niets buiten de biologie. Een religieuze uitleg van fundamentele gebeurtenissen in het mensenleven is aan hem niet besteed. Daarmee bevindt hij zich in de buurt van de schrijver Jorge Luis Borges, uit wiens werk Otten het motto koos: „Wat kan het mij baten dat die man/ geleden heeft als ik nu lijd?” Otten laat zien dat deze arts, en vooral diens denkwereld, een bekrompen kijk behelst op het fenomeen mens.
Over ”De vlek” ben je niet snel uitgedacht. Het verhaal kan ook vragen oproepen, bijvoorbeeld waar personages Gods naam gebruiken of zelfs de indruk wekken die te misbruiken. Maar ook daarachter kun je een betekenis vinden; Otten laat niets zomaar gebeuren in zijn vertelling. Welke vragen dit boek ook oproept –ook ten aanzien van de katholieke theologie die erdoorheen schemert– ”De vlek” is zonder twijfel een fijnzinnig, maar vooral ook moedig boek.
Boekgegevens
”De vlek. Een vertelling”, door Willem Jan Otten; uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 282 4177 0; 96 blz.; € 17,50.
Willem Jan Otten
Willem Jan Otten publiceerde sinds 1973 een kleine 35 boeken. Hij beoefent uiteenlopende genres: poëzie, proza, essay en toneel. De laatste vijftien jaar nam het theologisch gehalte van zijn werk sterk toe. Hij vestigt nogal eens de aandacht op kernthema’s in het christelijk geloof, zoals schuld en schaamte (in ”Specht en zoon”) en plaatsvervanging (in ”De vlek”). Karakteristiek voor Otten is zijn loyaliteit aan de klassieke geloofstraditie. Bij Otten staan spirituele thema’s in het licht van het bevrijdende dogma. Lezers die zijn gehele werk bijhouden, kunnen ontdekken hoe de thema’s van Otten overal opduiken en dus hoezeer de verschillende genres met elkaar vervlochten zijn.