Research & Developmentaftrek (RDA): Innovatieve stimuleringsmaatregel
Per 1 januari 2012 wordt in de Nederlandse belastingwetgeving de Research & Developmentaftrek (RDA) geïntroduceerd. Een goede zaak, onder meer omdat hierdoor de subsidie op innovatie veel breder toegankelijk wordt, stelt mr. drs. J. Kieviet.
Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2012 is aan dit wetsvoorstel de Research & Developmentaftrek (RDA) toegevoegd. Kort gezegd betekent de RDA de mogelijkheid voor bedrijven om voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling (R&D) een extra bedrag af te trekken van de fiscale winst.
De gedachte achter de nieuwe aftrek is om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren en innovatief ondernemerschap te bevorderen. Innovatie is van groot belang voor een economie. Innovatie is namelijk een bron voor duurzame economische groei en levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland.
Aan innovatie gaat onderzoek en ontwikkeling vooraf. Uitgaven voor R&D leveren vaak pas op langere termijn voordeel op. Ook voor deze investeringen geldt: de kost gaat voor de baat uit. Gezien het belang van innovatie en het feit dat ook andere ondernemers kunnen meeprofiteren van de resultaten van innovatief onderzoek, is het nuttig dat een overheid bedrijven stimuleert te investeren in R&D.
Verschuiving
De RDA wordt vormgegeven als een extra aftrekpost op de fiscale winst. De aftrekpost bedraagt 40 procent van de kosten voor R&D, exclusief loonkosten. Voor de RDA geldt onder meer dat de kosten en uitgaven direct toerekenbaar moeten zijn aan zelf uitgevoerd speur- en ontwikkelingswerk. Voorbeelden van kosten en uitgaven die in aanmerking komen zijn uitgaven voor materiaal en apparatuur die specifiek zijn bedoeld voor het vervaardigen van modellen en prototypes, de inrichting van een R&D-laboratorium en kosten van het testen van prototypes.
Voor de RDA is een bedrag beschikbaar gesteld dat oploopt van 250 miljoen euro in 2012 tot 375 miljoen euro in 2013 en 500 miljoen euro per jaar vanaf 2014. In deze tijd van overheidsbezuinigingen gaat dit budget uiteraard ten koste van andere uitgaven. De RDA wordt daarom structureel gefinancierd uit de vermindering van specifieke subsidies op innovatie. Het kabinet geeft hiermee uitvoering aan de in het regeerakkoord aangekondigde verschuiving van specifiek naar generiek beleid. Hierdoor krijgt de stimulering van innovatie vanwege de ruimere toegankelijkheid een groter bereik.
Meer vrijheid
De specifieke subsidies waren in de praktijk alleen bereikbaar voor de grotere bedrijven. Dit vanwege de lange aanvraagprocedures en de hieraan verbonden kosten. Met de aanvraag RDA zijn weinig extra kosten gemoeid.
Specifieke subsidies gelden bovendien veelal voor een beperkt aantal specifiek aangewezen projecten. De RDA daarentegen geldt voor alle uitgaven in het kader van speur- en ontwikkelingswerk, zonder dat nadere voorwaarden zijn gesteld aan de soort innovatie. Bij de RDA heeft het bedrijfsleven dus meer vrijheid voor het ontwikkelen van innovatieve producten, zodat ingezet kan worden op die innovatieve activiteiten die het meest zullen renderen.
Op dit moment is er nog wel enige onduidelijkheid over de exacte uitvoering van de RDA. Zo is de betekenis van de gebruikte begrippen niet duidelijk beschreven en is de samenhang met andere belastingmaatregelen nog niet volledig helder. Dit is inherent aan het feit dat het een nieuwe regeling is, die bovendien versneld wordt ingevoerd. Ik geef daarom staatssecretaris Weekers het voordeel van de twijfel en daag hem uit om op zo kort mogelijke termijn hierin duidelijkheid te scheppen.
Toegankelijkheid
Het grote voordeel van de RDA is de toegankelijkheid voor een grotere groep bedrijven en de flexibiliteit van de regeling. Ik verwacht dat deze regeling door veel bedrijven zal worden toegepast en daarom ook zal leiden tot een stijging van het aantal nieuwe innovaties. Deze toegankelijke regeling is op een vernieuwende manier vormgegeven. De Research & Developmentaftrek is daarom wat mij betreft een innovatieve stimuleringsmaatregel.
De auteur is als belastingadviseur verbonden aan Visser & Visser Belastingadviseurs in Middelharnis.