Aftrekpost levensonderhoud kinderen
Kosten voor het voorzien in levensonderhoud kunnen aftrekbaar zijn in de inkomstenbelasting. De kinderen moeten dan wel jonger zijn dan 30 jaar (vanaf 2012 wordt deze grens gesteld op 21 jaar).
Er moet uiteraard worden voorzien in een min of meer redelijk levensonderhoud en daarnaast moeten de kosten daadwerkelijk zijn betaald door de ouders, zonder dat dit te verhalen is. Verder vereist de wet dat de ouders zich redelijkerwijs gedrongen voelen tot het doen van deze uitgaven. Door deze eisen is geen aftrek mogelijk voor uitgaven die (kunnen) worden bestreden uit tegemoetkomingen van anderen, zoals verzekeringsuitkeringen of sociale uitkeringen.
Bovendien stelt de wet nog verdere eisen: het kind moet in belangrijke mate door de ouders worden onderhouden; volgens de regelgeving is dit circa 400 euro per maand. Levensonderhoud van kinderen voor wie kinderbijslag wordt ontvangen, wordt uitgesloten, tenzij sprake is van ouders die (beiden) gemoedsbezwaard zijn en daarom geen kinderbijslag ontvangen.
Ook voor kinderen die recht hebben op een prestatiebeurs (of gift) in het kader van de studiefinanciering, is geen aftrek voor kosten van levensonderhoud mogelijk.
De kosten van levensonderhoud van kinderen kunnen in beginsel alleen tot circa 300 euro per kwartaal in aftrek worden gebracht. Voor meerderjarige kinderen gelden onder specifieke voorwaarden hogere aftrekposten tot maximaal circa 1000 euro per kwartaal voor uitwonende kinderen die voor 90 procent door hun ouders worden onderhouden.
Een praktische casus is die van een vader wiens 24-jarige zoon in 2004 nog studeerde. Hij woonde op kamers. Zoonlief ontving geen basisbeurs meer, maar ontving van de Informatie Beheer Groep wel een lening van 250 euro per maand. Ook had de zoon een baantje, waarmee hij 595 euro per maand verdiende. De zoon gebruikte deze inkomsten om in zijn dagelijkse onderhoud te voorzien, maar hij kreeg daarnaast financiële ondersteuning van zijn vader. Vader was van mening dat hij daarom kosten van levensonderhoud van zijn zoon in aftrek kon brengen. De inspecteur vond echter dat de zoon voldoende eigen middelen had om in zijn levensonderhoud te voorzien.
De vader maakte een berekening en bestreed hiermee de mening van de inspecteur. De zoon had minstens 967 euro per maand nodig om in een min of meer redelijk levensonderhoud te voorzien.
Hij verdiende maar 595 euro per maand en kwam dus 372 euro per maand te kort. Dat is meer dan 1000 euro per kwartaal. Vader vond daarom dat hij de zoon in belangrijke mate –namelijk voor meer dan 400 euro per kwartaal– ondersteunde.
De inspecteur was echter niet overtuigd: de zoon had ook nog de beschikking over de lening van 750 euro per kwartaal. Dit waren eigen middelen waarmee de zoon zelf in zijn levensonderhoud voorziet. In zoverre had hij dus geen ondersteuningsbehoefte. En dat beïnvloedt vaders berekening zodanig, dat hij voor minder dan 400 euro in een min of meer redelijk levensonderhoud van de zoon voorziet.
De vraag was dus uiteindelijk of de lening meetelt als eigen middelen van de zoon. De Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, heeft hierover recent uitspraak gedaan. Deze oordeelde kort en bondig dat voor het bepalen van de eigen middelen van de zoon ook betekenis toekomt aan de omstandigheid dat de zoon beschikte over geleend geld waarmee hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De inspecteur kreeg dus gelijk en de vader kon geen kosten van levensonderhoud in aftrek brengen.
Als de zoon geen lening was aangegaan bij de Informatie Beheer Groep, dan was de zaak anders gelopen. De enkele mogelijkheid om een lening aan te gaan, beïnvloedt iemands eigen middelen immers niet, zo heeft de Hoge Raad in eerdere jurisprudentie uitgemaakt. Er ontstaat dus een verschil tussen het wel of niet aangaan van een lening: de zoon die wel een lening aangaat, heeft meer financiële middelen en dit geeft zijn ouders minder snel recht op aftrek voor levensonderhoud. Dat sprake is van een lening –die ooit terugbetaald moet worden– maakt in dat opzicht niet uit.
De auteur is belastingadviseur bij Van Kranenburg Belastingadvies.