Blair niet meer de beste pion van Britse politiek
De Britse regering van premier Tony Blair bevindt zich in haar diepste crisis sinds New Labour in 1997 aantrad. Analisten vragen zich af of de regering er wel in zal slagen stabiliteit terug te krijgen.
Dr. Rodney Barker van de Londen School of Economics denkt dat de dood van de wapendeskundige dr. David Kelly vorige week „niet het hoofdpunt” voor de regering-Blair is. „De kern in deze kwestie is dat de burgers het gevoel hebben dat hun niet de waarheid is verteld over Irak. Een opiniepeiling laat zien dat 66 procent van de bevolking het gevoel had te zijn misleid door Blair. Meer dan de helft daarvan dacht gelukkig nog wel dat hij het niet met opzet had gedaan. Toch is het een tendens die doorzet. Burgers geloven gewoon niet meer wat leiders zeggen.”
Ook in de Verenigde Staten zie je zulke patronen, meent Barker. „Voor de herverkiezing van president Bush volgend jaar kan dat heel gevaarlijk zijn.”
Drs. Arnold Bakker van het Haagse instituut Clingendael vermoedt dat bij de huidige instabiliteit van het kabinet-Blair de gebruikelijke metaalmoeheid meespeelt. „New Labour regeert nu zes jaar. Dat is het moment van de evaluatie. Regering en pers raken wat op elkaar uitgekeken. Afgezien van de decentralisatie naar Schotland en Wales zijn er weinig grote dingen tot stand gebracht. Het vredesproces in Noord-Ierland is momenteel zelfs heel wankel. Ook op het punt van de publieke diensten, zoals openbaar vervoer, gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid, scoort de regering niet. Terwijl de kloof tussen rijk en arm groter is geworden. Dat alles maakt dat zelfs de linkerflank van de Labourpartij grote twijfels over Blair begint te krijgen.”
Politieke wetenschappers verwijzen vaak naar een ervaringsregel dat oorlogsleiders niet snel worden herkozen. Winston Churchill moest het immers in 1945 ook afleggen tegen Clement Attlee. Barker: „Thatcher was de enige uitzondering die erin slaagde na de Falklandoorlog te worden herkozen. Het is dus geen wet, maar wel een bruikbare generalisatie. Blairs populariteit zal daarom ook snel dalen. Zolang er geen massavernietigingswapens in Irak worden gevonden, kan hij immers moeilijk volhouden dat Irak een directe bedreiging voor Groot-Brittannië vormde.”
Arnold Bakker denkt dat president Bush het gemakkelijker heeft dan Blair. „Bush wilde gewoon een regimewisseling. Die had de kwestie van de massavernietigingswapens niet nodig om zijn eigen publiek mee te krijgen. Blair wel.”
Het dalen van de populariteit hoort dus tot het gebruikelijke patroon van een leider in oorlogstijd. Barker: „Als de oorlog begint, schieten de cijfers ineens sterk omhoog. Men identificeert zich dan met de broers en vrienden aan het front. Maar daarna gaat het snel naar beneden. Ook nu vraagt men: Waar blijft de democratie in Irak? Waarom sneuvelen er vrijwel dagelijks soldaten? En je ziet de populariteit dalen. Net als bij Vietnam.”
De Clingendael-deskundige wijst erop dat de Conservatieve oppositie en het regerende Labour elkaar al naderen in de opiniepeilingen. „Blair was altijd het grote schaakstuk van Labour, want de mensen vertrouwden hem tenminste. Maar dat is nu over.”
Het dalen van de populariteit van de oorlogsleider mag dan een gebruikelijk patroon zijn, Blair en Bush dachten dat het in de kwestie-Irak anders zou gaan. Binnen afzienbare tijd zouden immers de massavernietigingswapens worden gevonden. Barker: „Als ze inderdaad geloofden dat zij de helden zouden worden, dan waren ze wellicht slecht ingepraat door hun medewerkers.”
Bakker denkt dat Blairs communicatieadviseur Alastair Campbell hem uiteindelijk ook geen goed doet. „Campbell is een kwade genius in het Londense regeringscentrum. Hij is een prins der duisternis. Constant geeft hij meer aandacht aan de vorm dan aan de inhoud. Daarop wordt-ie nu afgerekend. Voor Blair is dat ook wel handig, want dan heeft hij een bliksemafleider. Als hij hem zou wegsturen, zou hij tegelijk schuld erkennen.”
Hoewel Bakker vindt dat de „BBC erg onzorgvuldig met hun bron Kelly is omgesprongen”, is hij er toch wel van overtuigd geraakt dat Kelly de bron achter het BBC-bericht is. „Behalve het bericht op 29 mei is Kelly nog de bron voor twee andere BBC-reportages, die echter in iets mildere bewoordingen zijn uitgezonden. Of Kelly daadwerkelijk heeft gezegd dat de rapporten waren „opgeleukt”, weet ik niet. Maar ik geloof zeker dat hij heeft gezegd dat de regering om politieke redenen had gerommeld met de gegevens.”
Dat Kelly vorige week dinsdag in het verhoor voor een parlementaire commissie zei dat hij slechts zijdelings betrokken was geweest bij het opstellen van het septemberrapport, gelooft Bakker niet. „Hij stond als topexpert over het Iraakse wapenprogramma in de voorhoede. Hij zou binnenkort zelfs een nieuwe missie leiden. Ik kan me niet voorstellen dat zo’n grote jongen alleen maar zijdelings bij de opstelling van zo’n rapport betrokken zou zijn.”
Hoewel Blair hard in de gunst van de kiezer zal dalen, houdt Barker er rekening mee dat hij weer opkomt. „Hij is een heel bekwaam man. Hij heeft natuurlijk een groot risico genomen door zonder de VN ten oorlog te trekken. Als ik zou wedden op politici, zou ik in 1998 mijn geld op hem hebben gezet, maar nu zeker niet meer. ”
Ook Arnold Bakker denkt dat „deze muis nog een lange staart” krijgt. „Er wordt al gevraagd om het hoofd van minister Hoon van Defensie en om dat van Campbell. Verder is Lord Hutton bezig met een diepgaand onderzoek naar de kwestie. Hij wil over een week of zes rapporteren. Dit kan negatief afstralen op Tony Blair zelf.”