Schaamtecultuur overheerst in RK-Kerk
De commissie-Deetman presenteerde vorige week haar rapport over seksueel misbruik in rooms-katholieke kring. De heersende schaamtecultuur is een van de verklaringen voor de misstanden in de Rooms-Katholieke Kerk. Het onderzoek van de commissie heeft een omvangrijk rapport opgeleverd. Kritiek was er op het feit dat de commissie-Deetman niet onafhankelijk zou zijn, omdat ze is ingesteld door de bisschoppen. Die schroomden echter niet om een protestant als voorzitter aan te zoeken.
Nu had de Rooms-Katholieke Kerk ook heel wat recht te zetten en goed te maken. Er was geen sprake van incidentele, maar veeleer van structurele misstanden. In de Nederlandse kerkprovincie was er op dit terrein minstens zo veel loos als elders (VS, Ierland, Duitsland) het geval was.
Als het gaat om de vraag naar de oorzaken van dit massale misbruik van kinderen zijn er allerlei zaken op te sommen, variërend van het celibaat tot het priestertekort. Door de celibaatseis verbiedt Rome geestelijken een normale beleving van de seksualiteit. Het priestertekort in de laatste decennia leidde ertoe dat priesters die zich ernstig misdragen hadden elders weer aan de slag konden en daarmee ook een nieuwe kans kregen om in de fout te gaan.
Duidelijk is ook dat het internaatssysteem dat in rooms-katholieke kring gangbaar was, de kans op seksueel misbruik en ander wangedrag ten opzichte van kinderen aanzienlijk vergrootte. Kinderen zijn altijd het beste af in een normaal gezin.
Minder aandacht
Onmiskenbaar was er een halve eeuw geleden bij politie en justitie minder aandacht voor mogelijke gevallen van seksueel misbruik van kinderen. Ook dat moet niet vergeten worden om een goed beeld van het verleden te krijgen. Klagers werden veelal niet geloofd. Door hun ouders niet, door de kerk niet en door de politie evenmin. Dat was een extra vorm van leedtoebrenging.
Duidelijk is ook dat de Rooms-Katholieke Kerk er alles aan deed om wangedrag van geestelijken binnenskamers te houden. Wat niet weet, wat niet deert, zo was in de praktijk de beleidslijn. In die kerk domineerde heel duidelijk een schaamtecultuur. Daarin gaat het er vooral om je gezicht te redden. Voor alles wil je naar buiten een goede indruk maken. In een schaamtecultuur staan roem en eer centraal. Het gaat om het imago dat je hebt opgebouwd.
Tegenover de schaamtecultuur staat de schuldcultuur. Daarin gaat het er niet primair om hoe anderen je beoordelen en wat anderen ergens van vinden. Het gaat allereerst om een zuiver geweten. Als je je misdraagt, voel je je schuldig, en aan die schuld wordt zwaar getild. Of anderen weten van de misstappen die je begaan hebt, is voor jou van minder belang.
Nu zou het onjuist zijn om deze twee, de schaamtecultuur en de schuldcultuur, als volstrekte tegenstellingen te zien. In de schaamtecultuur weet men ook van schuld, in de schuldcultuur weet men ook van schaamte. Het gaat erom wat de overhand heeft.
Japan
Japan is typisch een voorbeeld van een schaamtecultuur. Wie daar z’n gezicht heeft verloren, ziet soms geen andere uitweg dan zelfmoord (”harakiri”). Twee atoombommen waren in 1945 nodig om de Japanners te laten stoppen met een inmiddels volstrekt uitzichtloos geworden oorlog. Het capitulatiebesluit, dat zo kwetsend was voor het Japanse eergevoel, betekende in de woorden van keizer Hirohito dat men het onaanvaardbare moest aanvaarden en het ondraaglijke moest verdragen.
De Arabische wereld is duidelijk ook als een schaamtecultuur te typeren. Marokkaanse jongens die in Nederland door de politie opgepakt worden, blijven vaak ontkennen, en ook hun ouders blijven hen verdedigen. Mustapha was toch een goeie jongen en hooguit was het door een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat hij bij die vechtpartij of die overval betrokken raakte. De eer van de familie is immers in het geding. Ook tegen beter weten in, moet die hooggehouden worden.
De klassieke Grieken en Romeinen hadden eveneens een schaamtecultuur. Het kwam bij hen aan op roem en eer. Eerverlies was erger dan de dood. In de Latijnse wereld (het Vaticaan incluis) werkt dat nog steeds door.
Schuld en schaamte
Het christendom kent daarentegen duidelijk een schuldcultuur. Het persoonlijk geweten staat hier centraal. Dat geldt in ieder geval voor het protestantisme. Wat baat het een mens als hij zijn zonden voor anderen weet te verbergen? Hij moet immers rekenschap afleggen aan een alwetend God.
Maar dat betekent niet dat schaamte onbelangrijk is. In de Bijbel wordt dat woord veelvuldig gebruikt. In de Statenbijbel komt ”schaamte” in 60 Bijbelteksten voor en het woord ”beschaamd” zelfs in 123 teksten. Bijbelteksten met de woorden schuld of schuldig komen nog iets vaker voor.
Schaamte heeft te maken met de eerbaarheid die God onder de mensen gesteld heeft. Een mens heeft kleding nodig om zijn schaamte te bedekken. Schaamte dient er ook te zijn over het kwaad dat men bedreven heeft. Dat men zich ook tegenover anderen daarover schaamt, is een goede zaak. Wanneer het kwaad schaamteloos bedreven wordt, zijn we nog een stuk verder afgezakt.
Ook wanneer mensen op zich geen bezwaar hebben om bepaalde dingen te doen die verkeerd zijn, kan de schaamte een extra barrière vormen die hen daarvan weerhoudt. Wat zullen de mensen wel niet van je zeggen wanneer verkeerd gedrag (bijvoorbeeld winkeldiefstal) openbaar zou worden. Ethisch is die houding niet zo fraai, maar maatschappelijk gezien geldt dat we blij kunnen zijn met deze weerhoudende kracht van de schaamte.
Schaamte wordt problematisch wanneer deze leidt tot een verdringing van het begrip schuld. Wanneer men bereid is om veel zo niet alles te doen om te voorkomen dat men zich ten opzichte van anderen moet schamen. Dat men bereid is leugens en bedrog, omkoping en desnoods moord in te zetten, teneinde dreigend eerverlies te voorkomen. Een verlies van eer en status, wat onvermijdelijk is wanneer de waarheid aan het licht zou komen.
Hoge pretenties
De Rooms-Katholieke Kerk voert onmiskenbaar hoge pretenties. De paus is de stedehouder, de plaatsvervanger van Christus op aarde. De bisschoppen zijn de opvolgers van de apostelen. Geestelijken zijn vanwege hun wijding duidelijk verheven boven de leken, de gewone gelovigen. Dat verheven beeld moet naar buiten toe zo lang mogelijk in stand worden gehouden.
Vandaar dat eventuele misstappen van kerkelijke functionarissen graag met de mantel der liefde worden bedekt. Ze worden intern afgewikkeld en gaan zo gauw mogelijk de doofpot in. In ieder geval wil men voorkomen dat geestelijken zich voor de rechtbank moeten verantwoorden, waardoor ze mogelijk in de cel terechtkomen. Dat is in strijd met het canonieke recht. Een goede rooms-katholiek zal daar nooit aan willen meewerken. In rooms-katholieke kring is (of misschien moeten we zeggen: was) er een hoge drempel om bij de politie een aanklacht in te dienen tegen een geestelijke.
Voorheen kon de Rooms-Katholieke Kerk rekenen op begrip bij politie en justitie voor de bijzondere status die zij claimde. Soms zelfs op regelrechte politieke bescherming. Eind jaren dertig van de vorige eeuw speelde de zaak Oss, waarbij de rooms-katholieke minister Goseling op z’n minst de indruk wekte dat hij ter wille van de Rooms-Katholieke Kerk ingreep in het opsporingsproces.
De speciaal in de regio Oss ingezette marechausseebrigade werd de opsporingsbevoegdheid ontnomen omdat zij seksuele misdragingen van rooms-katholieke geestelijken op het spoor was gekomen. Ds. Kersten sprak destijds als SGP-Kamerlid zijn grote ergernis daarover uit. Rooms recht ging kennelijk boven Nederlands recht, fulmineerde hij.
Goedkope genade
Daarbij komt dat in de Rooms-Katholieke Kerk de genade goedkoop is. Zonden zijn er om vergeven te worden, zo redeneert men vaak. De geestelijke die zich misdragen had, kon biechten en met een schone lei verder gaan. Dat betekende nogal eens dat hij ook verder ging met zijn misdragingen. Het belangrijkste was dat hij naar buiten toe de schijn ophield van een trouw dienaar van de heilige moederkerk, en dat zodoende een schandaal werd voorkomen.
Nu is vergeving uiteraard een concept dat wezenlijk is voor het christelijk geloof. Ook in het intermenselijk verkeer. Maar tegelijkertijd geldt dat de ernst van het kwaad niet gebagatelliseerd mag worden. Zondebesef en schuldbelijdenis zijn hier immers fundamenteel. Anders wordt de drempel naar recidive uitgehold. „Die zijn overtredingen bedekt zal niet voorspoedig zijn, maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen” (Spr. 28:13).
Inmiddels heeft de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland haar spijt betuigd voor het misbruik van duizenden minderjarigen in kerkelijke instellingen. Hopelijk heeft men van deze affaire ook geleerd dat een doofpotcultuur ter wille van het eigen imago, gemakkelijk averechts kan uitpakken. Als de misdragingen later toch uitkomen, is de reputatieschade alleen nog maar groter.
Bovendien verhindert die doofpotcultuur het toepassen van harde sancties, die sanerend kunnen werken. Het opleggen van straf heeft niet alleen de functie dat de dader wordt aangepakt en (tijdelijk) wordt uitgeschakeld, maar ook dat de geldigheid van de overtreden norm voor alle betrokkenen weer eens duidelijk wordt onderstreept. Zo hoor je je te gedragen, en als je het niet doet, heeft dat ernstige consequenties.
Forse dreun
Het morele gezag van de Rooms-Katholieke Kerk heeft door al deze misbruikaffaires wereldwijd een forse dreun gekregen. Gemakkelijk heeft dat ook een negatieve uitstraling naar de protestantse kerken. In het vorige maand verschenen SCP-rapport over ”De sociale staat van Nederland 2011” bleek dat in een hele reeks instituties (radio, regering, politie etc.) de kerk op de laatste plaats staat als het gaat om het vertrouwen van de burger. In het verleden kwam de kerk gunstiger uit de bus.
In protestantse kerken (kerken van gereformeerde signatuur incluis) is ook wel eens wat loos op seksueel gebied. Maar dankzij het feit dat die niet op grote schaal jeugdinternaten exploiteerden, geen celibaatsverplichting hebben en een sterkere schuldcultuur kennen, zijn daar niet van die massale excessen geweest als in rooms-katholieke kring openbaar werden. Ook naar buiten toe kan het daarom geen kwaad om het verschil tussen protestant en rooms-katholiek wat meer te accentueren.
Tegelijkertijd geldt dat als het gaat om abortus en euthanasie, om huwelijk en homoseksuele relaties de bisschoppen in Nederland sinds jaar en dag een scherper protest tegen de thans dominerende opvattingen laten horen dan de woordvoerders van de Protestantse Kerk in Nederland. Hun achterban is meer geseculariseerd dan die van de Protestantse Kerk, maar zelf schamen de bisschoppen zich niet voor de klassieke christelijke standpunten. Ook dat moet gezegd worden.