De wet begunstigt de Bulgaars-Orthodoxe Kerk, schrijft niet-oosters-orthodoxe kerken voor dat ze zich laten registreren en verhindert het werk van buitenlandse zendelingen en evangelisten. Op 1 januari dit jaar trad de wet in werking.

„Het is de eerste keer in de geschiedenis dat een wet, hoewel zes rechters van het hof tegen zijn en slechts vijf voor, niettemin van kracht blijft”, verklaarde de Bulgaarse jurist Lachezar Popov tegenover de Noorse nieuwsdienst Forum 18. Popov was nauw betrokken bij de totstandkoming van de wet. Hij noemt het oordeel van het hof verbazingwekkend, gezien de verdeling van stemmen, en vindt dat de rechters vreemd hebben gehandeld.

Ivan Jelev, hoofd van de commissie voor religieuze zaken van de Bulgaarse ministerraad, toont zich daarentegen „zeer tevreden” met de uitspraak van het hof. „Het is duidelijk dat de godsdienstwet, die fel wordt aangevallen door sommige politieke en andere facties in Bulgarije, in overeenstemming met onze grondwet is.”

Leden van religieuze minderheden (protestantisme, oosterse religies, Jehovah’s getuigen) vrezen dat de autoriteiten stappen tegen hen zullen ondernemen. Organisatoren van godsdienstige activiteiten waarvoor geen officiële toestemming is, riskeren een geldboete die kan oplopen tot 2600 euro. Daarnaast kan de overheid een verbod op het houden van samenkomsten afkondigen, publicaties verbieden en reeds toegestane registraties ongedaan maken.

In juni uitte de Raad van Europa in een rapport scherpe kritiek op de godsdienstwet. Het rapport spreekt zijn bezorgdheid uit over de privileges die de Bulgaars-Orthodoxe Kerk worden toegekend en kritiseert het feit dat de commissie voor religieuze zaken druk kan uitoefenen op rechtbanken die religieuze gemeenschappen moeten remaandag.