Babysterfte Oostblok en Azië hoger dan gedacht
De babysterfte in negen landen uit het voormalig Oostblok en Azië ligt veel hoger dan officiële cijfers aangeven. Uit onderzoek van Unicef blijkt dat in sommige landen de sterfte onder kinderen tot één jaar vier keer hoger is dan de officiële tellingen.
Het erbarmelijkst is de situatie in de Kaukasus in Centraal-Azië: de kindersterfte is daar twaalf keer hoger dan in westerse landen. „Veel sterfgevallen zijn te voorkomen, maar door armoede zien ouders af van een medische behandeling”, aldus Unicef in het onderzoeksrapport ”Social monitor 2003”, dat vandaag is gepresenteerd. Het rapport bevat gegevens over de leefsituatie van kinderen in 27 landen in Oost- en Centraal-Europa en Centraal-Azië.
Unicef vergeleek in de Kaukasus, Centraal-Azië, Roemenië en Oekraïne het officiële cijfer met de uitkomsten van representatieve steekproeven van Unicef onder duizenden vrouwen. In negen van de tien landen liggen de werkelijke sterftecijfers veel hoger dan de cijfers van de autoriteiten. Zo ligt het werkelijke sterftecijfer in Azerbeidzjan ruim vier keer hoger dan de overheidsstatistieken aangeven: 74 sterftegevallen per 1000 levend geborenen, tegenover het officiële cijfer van 17 per 1000.
Volgens Unicef zijn er drie oorzaken aan te geven voor de kloof tussen de cijfers. Zo wordt in de bewuste landen niet de internationaal aanvaarde definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gebruikt, maar een oude communistische standaard. „Verder worden sterftecijfers van baby’s dikwijls bewust gemanipuleerd. Onder het communistische systeem werd opgelegd dat ziekenhuizen en artsen een sanctie tegemoet konden zien als het babysterftecijfer te hoog was”, aldus Unicef.
Daarnaast ondervinden ouders soms moeilijkheden wanneer zij hun kind willen laten registreren. Ongeveer 10 procent van alle baby’s in de onderzochte regio wordt niet aangegeven en geregistreerd, met name in de Kaukasus en Centraal-Azië. „In Tadzjikistan werd eind jaren negentig meer dan de helft van alle kinderen onder de zes maanden niet geregistreerd wegens de hoge kosten van aangifte.”
Unicef roept de betrokken regeringen ertoe op de WHO-definitie van levend geborenen over te nemen en in te voeren. Verder moeten de landen de zorg voor moeders en baby’s verbeteren en moet die voor iedereen bereikbaar en betaalbaar zijn; artsen moeten worden bijgeschoold en ouders moeten worden aangemoedigd hun kind te laten registreren.
Enkele weken geleden sloeg ook de VN-ontwikkelingsorganisatie UNDP alarm vanwege de kinder- en babysterfte in de wereld. Uit UNDP-cijfers bleek dat in sommige Oost-Europese en Centraal-Aziatische landen de babysterfte in de laatste tien jaar was gestegen: in Kazachstan van 42 naar 81 op de 1000 geboorten, in Letland van 14 naar 17 en in Rusland van 17 naar 18.
Volgens dezelfde UNDP-gegevens steekt de situatie in Oost-Europa en Centraal-Azië echter nog gunstig af bij zuidelijk Afrika. Daar sterven 107 van de 1000 levend geborenen binnen een jaar. In Nederland ligt dat getal op 5, en in Japan en IJsland zelfs op 3.
Het terugbrengen van de kindersterfte in 2015 met tweederde is een van de millenniumdoelstellingen van de VN-landen.