Onze tijd schreeuwt om christelijke ambtenaren
Om een stil en gerust leven te kunnen leiden, is het hard nodig dat christenen hun verantwoordelijkheid nemen, ook binnen de overheid, betogen Geert Jan Spijker en Rob Nijhoff.
Het is meestal louterend om prof. Van de Beek te lezen. Hij peilt geestelijke achtergronden, zet dilemma’s op scherp en prikkelt christenen om niet in te dutten en wereldgelijkvormig te worden. Ook ziet hij terecht dat Christus als Heer van heel deze wereld aardse overheden voor keuzes stelt, uitdaagt en ergert, al dan niet via Zijn navolgers.
De waarschuwing van Van de Beek tegen overheidsdienst (RD 10-12) slaat echter door, zoals dat bij een zekere provocerende stijl kan gaan. Christenen moeten niet opgaan in de hen omringende, seculiere cultuur. Zeker. Maar dat betekent niet automatisch: afstand nemen van alle diensten van of van dienst bij de overheid.
Van de Beek gebruikt stevige taal: „De overheid heeft absolute trekken en dat zijn altijd trekken van een bepaalde ideologie.” Hij spreekt van het „deelnemen aan het systeem.” Het klinkt allemaal buitengewoon onheilspellend. De overheid als een alomvattend en gulzig beest dat ons opslokt. Wee je gebeente als je in de buurt komt! Het kwaad ligt op de loer.
Maar is het zo zwart-wit? Met zijn massieve bewoordingen wil Van de Beek geestelijke antennes en ruggengraat bevorderen, maar doet hij de huidige werkelijkheid tekort.
Natuurlijk is het oppassen geblazen als macht samenbalt, maar macht is niet per se slecht. Het gaat erom hoe die macht wordt ingezet – zeker door overheden.
Als dienares van God heeft de overheid een zinvolle taak waar ook christenen aan mogen bijdragen. Wij mogen ons, ook in een seculiere omgeving en bewust van een precaire positie, inzetten voor publieke rechtvaardigheid. Daniël deed dat ook. Hij bad, maar voegde tevens de daad bij het woord. Ook wij mogen dat doen.
Bij Van de Beek lijkt de samenleving uit twee delen te bestaan: de kerk en de staat. Christenen horen in de kerk, en moeten afstand houden van de staat. „De overheid eist nu eenmaal het laatste gezag”, schrijft Van de Beek. „Christenen in overheidsdienst kunnen in een situatie geraken waar ze zich tegen de regels van de heersende macht gedragen.”
Let op: hier zegt Van de Beek zelf ”kunnen”, het gaat dus niet om een wet van Meden en Perzen voor alle tijden. Daarnaast: geldt deze mogelijkheid van conflict met macht of gezag niet ook voor andere kringen in de samenleving? Zelfs binnen kerken en gezinnen kunnen ongezonde machtsverhoudingen optreden (dominocratie en incest).
Kortom, in alle domeinen van het leven gelden machts- en gezagsverhoudingen, wordt loyaliteit geëist en kunnen (gewetens)problemen optreden. Dan gaat het misschien niet direct over leven en dood, maar ook de overheid heeft meer dan soldaten in dienst. Van de Beek scheert nu alle overheidsdiensten over één kwaadaardige kam.
Maar is de overheid dan niet ”het laatste gezag”? Daar hield het Romeinse Rijk het wel op. In het Nederland van nu zijn echter invloeden in de staatsinrichting te bespeuren met wortels in de zestiende eeuw (Unie van Utrecht), maar ook in de eeuwen daarvoor en daarna: invloeden waar het Evangelie een stempel op heeft gezet. Juist het beroep op eigen geweten is daar een sterk voorbeeld van.
Maar, zegt Van de Beek, de overheid „bepaalt wel zelf wat het juiste geweten is.” Dat is precies wat momenteel in het geding is. Werkelijke ruimte voor het eigen geweten van ongelijksoortige burgers vraagt een overheid die niet koste wat kost afdwingt waar dat onnodig is.
Wanneer de Nederlandse overheid begint te zwichten voor de verleiding om dat wel in toenemende mate te doen (bijvoorbeeld ook wat betreft het huidige vrouwenstandpunt van de SGP), begint ze inderdaad de trekken van het ‘beest’ uit Openbaring 13 aan te nemen.
Veel christenen zouden meer afstand tot de dominante, Nederlandse cultuur kunnen nemen. Terecht hamert Van de Beek daarop. Vreemdelingschap vergeten we vaak en al te snel gaan we mee in allerlei opzichten (materiële voorspoed, publieke privileges enzovoort).
We zijn op sommige plaatsen ook te zeer gewend geraakt aan een machtspositie. Lastig, dat afbouwen. Maar dat sluit verantwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak niet uit. Sterker, om een gerust en stil leven te kunnen leiden, is het juist hard nodig dat ook christenen hun verantwoordelijkheid nemen, ook in het publieke leven, ook binnen de overheid.
Dat Van de Beek signaleert dat de parallellen met de Vroege Kerk groter worden en daarom wakker schudt, prima. Dat we in een postchristelijke samenleving niet moeten opkijken van vormen van ‘ontslag’ of erger, en daar zelfs niet voor moeten terugschrikken, ook akkoord. Maar vroegkerkelijk martelaarschap kan men ook al te vroeg, te massief of bijna romantiserend vertalen naar het heden.
De auteurs zijn beleidsmedewerkers bij het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie.