Een rijsje
Jesaja 11:1
„Want er zal een rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen.”
Een rijsje is maar een zeer teer spruitje, ja niets, vergeleken met die prachtige, geweldige boom, die hier vroeger prijkte met de heerlijkste takken en bladeren. Moet dat rijsje nu heil aanbrengen? Het is zó zwak dat men het met de voet kan vertreden, of met de hand afplukken, ja dat elk dier van het veld kan komen en het verteren.
Dat is de bedoeling van de profeet, als hij de stam van lsaï vergelijkt met zo’n afgehouwen boom, waarvan alleen de tronk is blijven staan. lsaï was de vader van David. David was uit hem geboren toen hij reeds hoogbejaard was. Hijzelf was een kleinzoon van Boaz uit Ruth, de Moabietische.
Waarop ziet nu dat rijsje, waarvan was het een voorzegging? Ik vertaal dit woord ”rijsje” –want het is hier een beeld, een afschaduwing, een afbeelding– met ”kindeke”. Het betekent een kindeke, ontsproten uit deze afgehouwen tronk, die toch nog in de aarde wortelt. O welk een wonder van Gods ontferming! Hoe groot is dit rijsje, hoewel het zwak en onaanzienlijk is voor het menselijk oog! Het kind dat daardoor afgebeeld werd, is tegelijkertijd de Koning van hemel en aarde, en Hij zal de scepter van Zijn vader David dragen. Daarom zong Luther eens van dit rijsje: Was ons dit kindje niet geboren, wij waren allemaal verloren.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Schriftverklaringen”, 1850)