Jongeren de dupe van polarisatie reformatorisch onderwijs en COC
Refoscholen en het COC zijn te veel gericht op hun eigen gelijk. Jongeren in de ontwikkeling van hun identiteit zijn daar de dupe van, betoogt drs. M. A. Schouten.
Homobelangenorganisatie COC bekritiseert de reformatorische lesmethode ”Wonderlijk gemaakt” (RD 9-12). COC-voorzitter Vera Bergkamp noemt de methode „volstrekt ongeschikt”, want „leerlingen krijgen te horen dat je de homofiele medemens niet mag veroordelen, maar wel de homoseksuele praktijk.” Vertegenwoordigers van het reformatorisch onderwijs verwerpen de kritiek. Zij stellen dat het COC zijn visie op homoseksualiteit aan anderen wil opleggen.
In een conflict ligt het gelijk meestal in het midden. Het is belangrijk om dat bij een kwetsbare doelgroep als jongeren te onderkennen. Reformatorische ouders hebben het recht om hun kinderen op te voeden zoals ze dat zelf willen.
Daarbij komt dat de afwijzing van homoseksualiteit (in onderscheid met homofilie) deel uitmaakt van de religieuze cultuur in de gereformeerde gezindte. Laten theologen, en niet het COC, zich bezighouden met de theologische dimensie van dit onderwerp.
Daarnaast weerspreekt het COC zelden het beeld dat reformatorische scholen voor homo’s, lesbiennes en biseksuelen onveiliger zijn dan andere scholen. Uit onderzoek blijkt dat er geen significante verschillen zijn tussen reformatorische (en evangelische) scholen enerzijds en openbare scholen anderzijds wat betreft optreden bij homodiscriminatie.
De veiligheid van homoseksuele leerlingen hangt samen met het totale, pedagogische klimaat. Als reformatorische scholen discriminatoir gedrag tegengaan en onderlinge positieve aandacht stimuleren, ontwikkelen leerlingen zich mogelijk beter dan op onveilige scholen waar homoseksualiteit in theorie geen taboe is. Het COC isoleert seksuele diversiteit te veel.
Toch uit het COC ook een terechte zorg. Als het zegt dat jongeren de vrijheid moeten hebben om wat betreft seksuele diversiteit een weloverwogen keuze te maken, kunnen we daar niet zomaar aan voorbijgaan. Ik geloof in een soeverein God Die mensen de gelegenheid geeft om in vrijheid voor Hem te kiezen. Daarom is de vrijheid om in te stemmen met wat we over Hem belijden, nog dringender. Jongeren moeten bouwstenen krijgen aangereikt, waarmee zij hun geweten vormen, maar ze mogen niet tot opvattingen gemanipuleerd worden. Ze moeten keuzes in vrijheid, en dan gewetensvol, kunnen maken.
De opmerking in de methode ”Wonderlijk gemaakt” over homoseksuele gevoelens is misleidend. Ook de toelichting van Kees Ritmeester, hoofdredacteur van de lesmethode, schiet tekort: „We bedoelen (…) dat kinderen homoseksuele gevoelens kunnen hebben, maar er later tijdens de ontwikkeling van hun seksualiteit achter kunnen komen dat ze geen homoseksuele gerichtheid hebben.” Daarmee vereenzelvigt hij homoseksuele oriëntatie en tijdelijke adolescente biseksualiteit, die beide uitkomsten kunnen zijn van preadolescente gevoelens.
Het COC maakt zich terecht zorgen over de impact van zo’n visie. Daar waar seksuele diversiteit geen ruimte mag krijgen, is er bij homoseksuele jongeren sprake van een achterstand in leer- en psychosociale ontwikkeling en zelfs van een hoger percentage suïcidegevallen. Het is niet bekend of dit op reformatorische scholen meer is dan daarbuiten. De visie van ”Wonderlijk gemaakt” kan wel tot die gevolgen leiden.
Op de reformatorische scholen waar ik les volgde, voelde ik mij zeer veilig. Toch heb ik, vanwege onbegrepen vriendschapsgevoelens, overwogen om suïcide te plegen. Over homoseksualiteit werd nooit gesproken. In de brugklas ging een briefje door de klas waarop stond dat ik homo zou zijn. Ik had geen idee waarover het ging, laat staan dat ik mij met die negatieve boodschap wilde associëren. Die verwarring heeft grote impact op mij gehad, ondanks mijn toewijding aan de reformatorische idealen.
Ik ken veel homoseksuelen die de gereformeerde gezindte hebben verlaten. Stuk voor stuk moesten zij in hun leven opnieuw beginnen. Seksuele identiteit zit zó diep dat ze met alles samenhangt, ook al domineert ze niet alles. Jongeren die niet anders kunnen dan hun homoseksualiteit voor Gods aangezicht in een relatie vorm te geven, krijgen de veiligheid van de reformatorische cultuur als een boemerang terug.
Het COC en het reformatorisch onderwijs hebben beide hun gelijk, maar dreigen daarmee te polariseren. Wil het reformatorisch onderwijs zorgdragen voor zijn jongeren, dan zal het constructiever over seksuele diversiteit moeten nadenken in plaats van ontstemd te zijn over de zorg van het COC.
Wil het COC werkelijk iets doen voor de reformatorische leerlingen, dan zal het met het reformatorisch onderwijs vanuit zijn ervaring in gesprek moeten gaan, in plaats van het imago van een liberalistische waakhond te bevestigen.
De auteur is theoloog, organisatieantropoloog en adviseur onderwijs en seksuele diversiteit. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.