Bagdad beducht voor buitenlandse hulp
Egyptenaren zeiden tegen Sami Yacoub van Eagles Ministry: „Waarom ga je naar Bagdad? Die mensen krijgen het prima. Ze hebben toch olie?” De christelijke uitgever uit Caïro weet dat Irak wél iets nodig heeft: een bijbelse boodschap en materiële hulp. De lang door Saddam onderdrukte bevolking blijkt echter een beetje beducht voor buitenlandse bijstand.
Er is in Irak sprake van een ontwrichte situatie. Media in Bagdad meldden recent dat ten minste tien van de ziekenhuizen in de miljoenenstad hun poorten weer zouden openen. Dat lijkt prachtig. Maar volgens mensen die het kunnen weten zijn er onvoldoende medicijnen. Soms is er meer van één soort dan wat nodig is, terwijl andere categorieën volstrekt ontbreken. Alle middelen zijn nu niet meer alleen toegankelijk voor rijken, maar ook voor de man in de straat. Toch zouden stethoscopen, bloeddrukmeters en dergelijke nog altijd zeldzaam zijn.
„Er is sprake van een soort afweerhouding tegen buitenlandse medicijnen”, weet Maryanne Pierre, die tot de staf behoort van het uit 1882 daterende, rooms-katholieke ziekenhuis St.-Raphael in Bagdad. „Dat heeft te maken met nationale trots. Na de instelling van het embargo moesten we immers bewijzen dat we het zelf wel redden. Er leeft in ziekenhuizen ook een andere vrees. Via geïmporteerde geneesmiddelen is het ook mogelijk de bevolking bewust te besmetten.”
De huiver betreft niet alleen medicamenten, maar hulp in het algemeen. De in Bagdad dienende presbyteriaanse predikant Ikram El-Kess Ebrahim Mehanni ontving vlak na de oorlog een brief van de Raad van Kerken in het Midden-Oosten (MECC). Het schrijven waarschuwde een groot aantal voorgangers van christelijke gemeenten. Waarvoor? Ogenschijnlijke hulpvaardige mensen zouden verkeerde bedoelingen kunnen koesteren. Ikram: „Onze gemeente heeft evenwel besloten aangeboden bijstand, waar nodig, te aanvaarden. Maar zonder voorwaarden. Wij verplichten ons nergens toe.”
Tegelijk met het versturen van de genoemde brief circuleerde er in Egypte een bericht in de pers dat een vooraanstaande protestantse voorganger in dat land de Irakezen zou hebben gewaarschuwd geen buitenlandse hulp te aanvaarden. Omdat moslims dit zouden kunnen beschouwen als evangeliatie. Natuurlijk uit angst en ’politieke correctheid’. Maar ondertussen.
Ook ten aanzien van niet-materiële diensten voelen nogal wat inwoners van Irak zich bezwaard. Evangelisten en geestelijke adviseurs uit de hele wereld weten de hoofdstad goed te vinden. Dat kan een zegen zijn. De van huis uit Amerikaanse organisatie Heart of Mercy is van plan kinderkampen te starten in het land. En het eveneens uit de Verenigde Staten afkomstige instituut Focus on Family brandt van verlangen om radioprogramma’s te verzorgen.
Er lopen echter ook minder bedachtzame lieden rond in Bagdad. Zoals Patricia, een zwarte vrouw uit de Verenigde Staten. Zij is alleen. Een weduwe. En ze stelt zich voor als bisschop van de Full Gospel Church. Ze voorspelt iemand in het voorbijgaan dat hem volgend jaar grote dingen staan te wachten, waarin hij een belangrijke rol zal vervullen. Haar kleding moet moslims irriteren. Mouwloze jurken die de smalle bandjes van een typisch vrouwelijk kledingstuk zichtbaar maken, heten hier bloot.
Hulpverleners hebben zich op z’n minst enigermate te verdiepen in de culturele context. Patricia, uitermate slecht gekleed in de ogen van moslims, loopt rond met een grote hand vol Engelstalige traktaatjes die het opschrift ”Wie is Jezus” dragen. Die combinatie levert ergernis op. Zij heeft trouwens al de nodige narigheid achter de rug. Op weg naar de hoofdstad poogden plunderaars haar in de buurt van het gevaarlijke Ramadi te beroven. De dame schijnt er niet van geleerd te hebben.
De rooms-katholieke priester Yousef Toma verdedigt de terughoudendheid en distantie met betrekking tot spirituele activiteiten uit het buitenland. „Iedereen komt met allerlei evangelisatiemateriaal. Maar onze kerken zijn beducht voor sekten: mormonen, Jehovah’s getuigen. Als u zomaar aan de gang gaat, zult u slechte reacties krijgen. Het is niet alleen belangrijk wat er in de boeken of traktaten staat die u wilt verspreiden. Maar ook wie u zelf bent, telt mee. Het eerste wat u dient te doen, is naar de kerkelijke autoriteiten gaan. En daar verzoeken om formele goedkeuring over uw bezig zijn.”
De dominicaan licht toe dat het al achttien jaar in Irak werkende bijbelgenootschap op dezelfde manier werkte. Het vroeg eerst toestemming. „Wij kunnen niemand vertrouwen. Het is hier niet de Verenigde Staten of Egypte. Maak geen fouten. Als u wilt werken onder de vleugels van het bijbelgenootschap, akkoord. Dan aanvaard ik u. Maar als u rechtstreeks zelf gaat beginnen, verknoeit u het.”
Bruggen
De opmerkingen van Yousef blijken nog een andere achtergrond te hebben. „Ik kan mijn projecten op het ogenblik niet voortzetten op de oude voet. Ik aarzel met nieuwe dingen te beginnen. Ik wil eerst kijken wat voor soort maatschappij zich gaat ontwikkelen. De moeilijkheid in dit land is niet die van moslims en christenen, van sjiieten en soennieten, of Arabieren en Koerden. Ons probleem was dictator Saddam Hussein.
Tien dagen geleden zei ik als priester voor de radio: „Wij hebben mensen nodig die ons gezond maken van binnenuit.” Ik zei ook niet: „We hebben de Bijbel nodig.” Want er was een fanatieke sjiiet in het gezelschap. Wij dienen verstandig bezig te zijn. Tot opbouw van de maatschappij. Iraakse mensen houden niet van import van buiten.
Als u ons cassettebandjes geeft met een boodschap, dient u ons typische taaleigen te gebruiken. Wij hebben in onze erfenis genoeg religie. We hebben geen nieuwe nodig.”
De priester wil bruggen bouwen tussen christenen en moslims. „Het is niet fair om een moslim zomaar een cassette met godsdienstige of ethische toespraken te overhandigen. Als hij er een kopen wil is het best. Zomaar geven is niet goed.”
Zuster Zahida van het Sint-Jozef Convent, een dominicaans klooster in Bagdad, is beducht voor zondige westerse invloed. Zij fungeert als chef van de afdeling die verantwoordelijk is voor publicaties. „Ik probeer het christelijk bewustzijn tot leven te brengen. Onder andere via kindermateriaal. Tegen de slechte invloed van al die westerse satellieten die voor slechte televisieprogramma’s zorgen.” De geschiedenis van het wegvallen van het IJzeren Gordijn tussen Oost- en West-Europa herhaalt zich.
Er is ondertussen één lichtpunt. „Wij hebben genoeg te eten”, verklaart de voorzitter van de presbyteriaanse kerkenraad in Bagdad, Samir A-Ahad. Tal van westerse lieden laten zich echter even laconiek uit als de landgenoten van de Egyptische uitgever. „Die mensen krijgen het prima. Ze hebben toch olie?”