Immanüel
Jesaja 7:14b
„En Zijn Naam Immanüel heten.”
Immanüel. Wat zegt deze Naam dus? Dit: wat ons van God gescheiden hield, dat heeft God Zelf uit het midden weggedaan. Wat ons buiten de hemel hield, dat heeft Hij weggenomen. Wat ons in de dood hield, dat heeft Hij vernield. Wat ons in de hel hield, heeft Hij stukgeslagen. Wat ons aan de zonde kluisterde, heeft Hij in stukken gebroken.
Het handschrift dat tegen ons was, heeft Hij in het vuur geworpen. De prikkel van de dood zal ons niet meer verwonden, de overwinning van de hel zal ons niet meer deren. Met het oog op Immanüel zingt Gods volk van de overwinning en weergalmt het in de tenten der rechtvaardigen van psalm- en lofgezang: „Ik sterf niet, ik zal leven door Hem, Die mij verlost heeft.”
Immanüel, laat dat ons wachtwoord zijn in het leven! Immanüel, laat dat onze grond zijn tegen het geweten dat ons aanklaagt! Immanüel, laat dat onze troost zijn in nood vanwege de zonden, in lijden om der gerechtigheid wil! Wees niet bevreesd, o mijn ziel; wat zijt gij toch onrustig in mij! Laat zó eenieder die deze Naam van harte noemt, spreken.
Immanüel zal het voorzien. Moeten wij voor Gods rechterstoel verschijnen, Hij gaat met ons mee, Hij blijft bij ons als een trouw Pleitbezorger. H. F. Kolhbrugge, predikant te Elberfeld (”Festpredigten 3. Auflage”, 1845)