Prof. Wisse in Middelburg
In april van dit jaar bestond de christelijke gereformeerde kerk van Middelburg 75 jaar. Dat werd gevierd en ik mocht er als geboren ”maneblusser”, zoals de Middelburgers worden genoemd, op uitnodiging bij zijn. Enkele „feestgangers” vroegen mij iets te vertellen over de periode waarin prof. G. Wisse de jubilerende gemeente had gediend.
Wisse kwam in 1941 vanuit Amsterdam naar Middelburg. Daar was op dat moment niet direct passende woonruimte beschikbaar. De oude broeder Casteleijn en zijn vrouw boden het echtpaar Wisse in hun woning aan de Langevielesingel graag gastvrijheid. Casteleijn was een restloze bewonderaar van de befaamde kanselredenaar en hij en zijn vrouw hadden het gevoel engelen te gaan herbergen. Het ontvangst aan de Langevielesingel kreeg dan ook een min of meer ceremonieel karakter. Kerkenraadsleden met hun vrouwen werden uitgenodigd en Boudewijn van der Slikke, zoon van diaken Van der Slikke, werd gevraagd om aanwezig te zijn en op het harmonium bij binnenkomst van het echtpaar Wisse „Dat ’s Heeren zegen op u daal” in te zetten.
Voor wat het verblijf onder het Casteleijnse dak betreft, heeft die zegen maar kort geduurd. In de onderlinge verhouding tussen bewoners en inwonenden liep het niet helemaal zoals men hoopte. Het echtpaar Wisse vertrok, zonder uittochtslied, naar de Bierkaai, waar zij enkele riante kamers konden huren in het voorname huis van de heer en mevrouw Dentz. Deze mutatie is door sommigen als een sturing van hogerhand uitgelegd. Door de prediking en persoonlijke geestelijke begeleiding van Wisse is mevrouw Dentz tot geloof gekomen.
Met de organist van de Gasthuiskerk, Gerard Feij, stond Wisse op voet van oorlog. Om zelf zo veel mogelijk aan het woord te kunnen zijn, liet hij als het even kon van elke Psalm slechts één vers zingen. Als het om de zogenaamde „tussenzang” ging, riep Wisse steevast naar omhoog: „We zingen het zonder voor- en naspel.” Gerard Feij trok zich daarvan niets aan. Wat Wisse op enig moment de uitroep ontlokte: „Het Woord maakt zalig, muziek niet…”
Wisse reisde maar zelden per trein. Dat was hem te duur. Voor de reis van Middelburg naar Doorn placht hij te liften. Een eerbiedwaardige figuur, met bolhoed en een ascetische uitstraling, had in de regel snel succes. Dat was er ook toen op zekere dag een Mercedes stopte. Hij trof het, want de bestemming van de automobilist lag dicht bij de zijne. Snelheidsbeperkingen kende men toen nog niet, evenmin als files. En een Mercedes ging hard. Naar het oordeel van Wisse te hard. „U rijdt wel erg hard”, liet hij zich ontvallen. Het antwoord bedoelde hem gerust te stellen. „Met een Mercedes kan dat meneer, die ligt stevig op de weg”, klonk het vanachter het stuur. Of het na deze geruststellende woorden nog harder is gegaan is niet bekend, maar Wisse uitte in elk geval even later opnieuw zijn bezorgdheid. „Zou het misschien toch iets langzamer kunnen, beste broeder?” was zijn verzoek. Waarop hij liet volgen: „’t Zou voor mij niet zo erg zijn, maar voor de kerk, ziet u…”