Wetenschap & techniek

Nederlandse klimaatbeleid in het slop

De beloften, gedaan in het Kyotoprotocol, om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, hebben in Nederland nauwelijks geleid tot een stevig klimaatbeleid. Hoe komt het dat Nederland inmiddels meesukkelt in de achterhoede van het steeds duurzamere Europa?

8 December 2011 14:58Gewijzigd op 14 November 2020 18:06
Foto Fotolia
Foto Fotolia

Aan de klimaatwetenschappers zal het niet liggen. Die hebben inmiddels een grote hoeveelheid kennis opgebouwd, schrijft ex-milieuactivist en oud-Kamerlid voor GroenLinks Wijnand Duyvendak in zijn boek ”Het groene optimisme”.

De verwachtingen zijn aanvankelijk hooggespannen. Wanneer in 1989 het Nationaal Milieuplan verschijnt, denkt de overheid na de aanpak van zure regen en het gat in de ozonlaag met dezelfde voortvarendheid de opwarming van de aarde te kunnen elimineren.

Na deze eerste ‘klimaatgolf’ ebt het gevoel van urgentie weg; alleen rond 2006 signaleert Duyvendak nog een opleving. „Terwijl Duitsland door ingrijpende wetgeving een groene koers uitzet, verdwijnt het klimaat in Nederland uit het centrum van de belangstelling.” Het gevolg is dat Duitsland en Denemarken zich in de top van klimaatbewuste landen nestelen, terwijl Nederland elk jaar verder wegzakt op de ranglijst.

„Het klimaatbeleid heeft hier nooit een stevig fundament gekregen”, verklaart het oud-Kamerlid. Dat is volgens hem de reden waarom sceptici nog altijd een stevige voet tussen de deur hebben in het klimaatdebat. „Hun aanvallen voeden de twijfel: zijn ingrijpende maatregelen wel echt nodig? Wie het probleem niet wil zien, kan het ontkennen.”

Toch is het standpunt van deze sceptici geen complete nonsens. Pier Vellinga, hoogleraar klimaatwetenschappen aan de Wageningen Universiteit, erkent in zijn boek ”Hoezo klimaatverandering” dat er grote onzekerheden bestaan, onder meer over de rol van CO2 bij de opwarming van de aarde.

„Naar aanleiding van de uitkomst van laboratoriumproeven verwachten we dat de aarde warmer zal worden door de toename van broeikasgassen in de atmosfeer. De grote vraag is nu, en daarover gaat de discussie, werken broeikasgassen voor de aarde op dezelfde manier als in het laboratorium?” De hoogleraar durft deze vraag niet zonder meer positief te beantwoorden.

Complex

Zulke onzekerheden hebben het tot een moeilijke opgave gemaakt om de weerstanden tegen klimaatmaatregelen weg te nemen. Volgens Duyvendak heeft vooral de „energie-intensieve industrie” de vertaalslag van het klimaatonderzoek naar krachtig beleid effectief verhinderd. „Bedrijven doen er alles aan om fiscale voordelen te houden en gaan op de rem staan bij het grootschalig toepassen van zonne- en windenergie.”

De macht der gewoonte is zo mogelijk nog lastiger te doorbreken dan de macht van energiebedrijven, denkt de oud-politicus. „Apparaten staan automatisch in de stand-bymodus, vlees eten lijkt onze tweede natuur en vliegen naar de zon is mateloos populair.”

Daaraan verandert volgens Vellinga echter niets zonder een zeer sterke prijsverhoging. „Maar daarvoor is geen politiek draagvlak te vinden.”

Een complicerende factor daarbij is het ‘verworven recht op consumptie’, stelt Duyvendak. „Wat gewoon is, daarvan wil je niet af.” Er is te weinig oog voor de langetermijngevolgen van het eigen gedrag, terwijl solidariteit met komende generaties of met mensen in ontwikkelingslanden ontbreekt.

Klaas van Egmond, hoogleraar geowetenschappen in Utrecht, nam een kijkje in de Haagse keuken en constateerde dat politici niet anders denken dan de Nederlandse burger. „Beschavingen gaan niet ten onder doordat ze een probleem niet zien, maar doordat de heersende oude elite haar belangen niet wil prijsgeven. De jongere generatie krijgt de kans niet om de klimaatproblemen aan te pakken. Het is een klassiek Grieks drama.”

Collectief belang

„Maar hoe dien je het collectieve belang?” vraagt Duyvendak zich af. „De bereidheid om een stap terug te doen, terwijl de zekerheid er niet is dat anderen het ook doen, verlamt burgers, bedrijven en overheden.”

Nederland was er vanaf 1986 als de kippen bij om het Kyotoprotocol voor te bereiden. Dat mondiale klimaatverdrag moest alle neuzen dezelfde kant op krijgen. Sinds de ratificatie van het document in 1997 is het tempo er echter helemaal uit. „Wij wachten op het antwoord van de wereld; als iedereen zijn belofte waarmaakt, zijn wij ook bereid verder te gaan”, stelde staatssecretaris Atsma in oktober in NRC Handelsblad.

Wim Turkenburg, hoogleraar klimaat aan Utrechtse universiteit, vindt een dergelijke afwachtende houding zorgelijk. „De ernst van het klimaatprobleem is groter dan ik eerst dacht en de traagheid waarmee er internationaal op het probleem wordt gereageerd, is fnuikend”, verklaarde hij onlangs tegenover Duyvendak.

Internationaal houden de landen elkaar gegijzeld: als China geen handreiking doet, laten ook de VS het afweten en vice versa. Experts zakt de moed inmiddels in de schoenen. Donald Pols van het Wereld Natuur Fonds stelde onlangs in Trouw dat zestien jaar onderhandelen niets heeft opgeleverd. „De CO2-uitstoot is nog nooit zo hoog geweest als nu.” Hij ziet een opvolger van het Kyotoverdrag er niet komen.

Aangejaagd

Ondanks alle beloften is een structurele verlaging van de uitstoot van broeikasgassen uitgebleven, constateert Duyvendak. „Het stroomverbruik is in Nederland blijven groeien, de CO2-uitstoot door het verkeer eveneens, en de industrie heeft die groei alleen beperkt door het verplaatsen van productie en uitstoot naar China.”

Anders dan veel mensen denken, gebruikt Nederland feitelijk steeds meer fossiele brandstoffen. Het regeringsbeleid stimuleerde dat de afgelopen decennia zelfs. „Het netwerk van snelwegen is in 25 jaar zeer fors gegroeid, de maximumsnelheid verhoogd, het vliegverkeer kreeg alle ruimte op Schiphol en de Rotterdamse haven kon fors groeien mede door de Betuwelijn”, somt de oud-politicus moeiteloos een rijtje maatregelen op. „Waar aan de ene kant werd geprobeerd de uitstoot te beperken, werd hij aan de andere kant aangejaagd.”

Doorgespeeld

Verder mocht klimaatbeleid „niets kosten.” Volgens Duyvendak geeft de regering er 0,5 procent van de begroting aan uit, „een zeer beperkt bedrag.” Een miljard euro gaat naar vormen van duurzame-energie-opwekking zoals windmolens en subsidies op zonnepanelen, terwijl er 100 miljoen euro wordt uitgegeven in ontwikkelingslanden om de uitstoot van broeikasgassen daar te beperken.

Er valt voor politici niet veel eer te behalen aan de strijd tegen de klimaatverandering, constateert het oud-Kamerlid. „De dreiging is abstract en onzeker en ligt verscholen in de toekomst en zal anderen voorlopig harder treffen dan Nederland.”

Tegen die achtergrond gaat geen politicus van harte de confrontatie aan met het bedrijfleven om ingrijpende maatregelen door te voeren, zoals het afschaffen van energiesubsidies voor grootverbruikers van fossiele brandstoffen.

Keer op keer geeft de burger aan dat de overheid wat aan het klimaat moet doen. Duyvendak weet dat als geen ander. „Maar elke politicus weet ook dat, zodra hij concrete maatregelen voorstelt, hij het risico loopt dat dezelfde kiezer de kont tegen de krib gooit: het probleem moet worden aangepakt, maar vliegreizen mogen niet duurder worden en de accijns op benzine mag niet omhoog. De bal wordt voortdurend doorgespeeld.”

Onnozel

Mensen zijn pas bereid offers te brengen wanneer ze overtuigd raken van de urgentie van het klimaatprobleem, denkt Duyvendak. De alarmbel moet gaan rinkelen. Hij verwijst naar de boodschap van Al Gore, oud-vicepresident van de VS en milieuactivist, die klonk toen in 2006 het ene na het andere weerrecord sneuvelde.

De vraag is echter of zo’n boodschap landt. Jan Boersema, hoogleraar bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) aan de VU in Amsterdam, is daarvan niet overtuigd. Hij noemt het in zijn boek ”Beelden van Paaseiland” zelfs een ernstige misvatting om mensen wakker te schudden met doemdenken. Na aanvankelijke schrik treden een zekere verlamming en zelfs doofheid voor de boodschap op.

„Enerzijds roepen dat de wereld grote rampen te wachten staan en vervolgens een spaarlamp aanraden, zoals Al Gore deed, lijkt mij geen goede verhouding. Je voelt je in zo’n geval als goedwillende burger eerst schuldig en vervolgens machteloos of onnozel.” Evenredigheid tussen de ernst van de boodschap en de omvang van de maatregel is volgens Boersema uiterst belangrijk.

Maatregelen

Het blijft echter onverminderd noodzakelijk om binnen veertig jaar afscheid te nemen van de schaarser wordende fossiele brandstoffen. Daarover zijn Duyvendak en prof. Vellinga het eens.

Berekeningen wijzen uit dat energie in Europa daardoor minstens 15 procent duurder zal worden. Positief is echter dat de EU dan voor haar energie minder afhankelijk is van het buitenland, de lucht in de steden schoner wordt en er meer wordt geïnvesteerd in de eigen economie. Een gunstig gevolg is dat er dan ook minder CO2 wordt uitgestoten.

Volgens Vellinga kan zo’n omschakeling geleidelijk en zonder veel problemen plaatshebben. „Is deze benadering niet veel te optimistisch?” vraagt Duyvendak zich af. „Zal er niet eerst een ramp moeten plaatshebben om burgers, bedrijven en overheden in beweging te krijgen?”

Mede n.a.v. ”Het groene optimisme”, Wijnand Duyvendak; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2011; ISBN 9789035137097; € 29,95;
”Hoezo klimaatverandering?”, Pier Vellinga; uitg. Balans, Amsterdam, 2011; ISBN 9789460033032; € 14,95;
”Beelden van Paaseiland”, Jan J. Boersema; uitg. Atlas, Amsterdam, 2011; ISBN 978904501052; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer