Commentaar: Nog één kans voor de euro
De 27 Europese regeringsleiders komen vanavond en morgen bijeen in Brussel. Dat doen ze minstens één keer per halfjaar. Hoofdschotel van het vergadermenu is de vraag hoe de eurocrisis te bezweren. Iedereen beseft dat de komende vergaderuren van cruciaal belang zijn voor de toekomst van de euro.
Zo langzamerhand groeit het besef dat het besluit tot invoering van een gezamenlijke munt wel eens niet zo verstandig geweest kan zijn. Die gedachte leeft niet alleen bij uitgesproken tegenstanders van het verenigd Europa, maar wordt ook zonder enige terughoudendheid uitgesproken door verschillende economen en financiële experts. En dat is niet zonder risico, want daarmee wordt het vertrouwen in de munt, dat toch al slinkt, verder ondergraven.
Neemt niet weg dat, zeker achteraf bezien, geconstateerd kan worden dat het invoeren van een gemeenschappelijke munt inderdaad een stap is geweest die onvoldoende is doordacht. Het grootste probleem is dat er wel een muntunie is ontstaan, maar dat de macht in Europa gedecentraliseerd is. Daardoor hebben de individuele lidstaten de kans om elk op eigen wijze met financiële problemen om te gaan.
Weliswaar zijn er bij het ontstaan van de muntunie regels opgesteld waaraan de nationale begrotingen moeten voldoen. Zo mocht het begrotingstekort van een lidstaat niet meer dan 3 procent zijn en diende de staatsschuld onder de 60 procent van het nationaal inkomen te blijven. Al spoedig lieten de twee machtigste landen binnen de eurozone, Duits-land en Frankrijk, zien dat je ongestraft deze regels kon overtreden.
Inmiddels is iedereen er wel van overtuigd dat Brussel de begrotingspolitiek van de lidstaten strakker moet regisseren, wil een redding van de munt nog enige kans van slagen hebben. Maar over de manier waarop dit moet gebeuren, is verdeeldheid. Bijna elke regeringsleider schrikt ervoor terug om hieraan concreet gestalte te geven. Het betekent immers het inleveren van een gedeelte soevereiniteit. En iedere premier weet dat hij daar niet mee thuis behoeft te komen.
Om tot een oplossing te komen, wordt vooral gekeken naar het standpunt van Duitsland. Dat land is in de positie om een voortrekkersrol te vervullen. Berlijn beseft dat ook, maar deinst ervoor terug om die rol op zich te nemen. Sinds de Tweede Wereldoorlog doen de oosterburen er alles aan om maar niet de indruk te wekken de macht in Europa te willen. Duitsland is een reus met een dwergcomplex: maak je zo klein mogelijk om te voorkomen dat je verkeerd begrepen wordt. Dat is de achtergrond van het feit dat premier Merkel weet wat ze wil en zachtjes druk uitoefent, terwijl de situatie eigenlijk vordert dat er stevig wordt opgetreden.
De top die vanavond en morgen in Brussel wordt gehouden moet een oplossing vinden voor de euro. Afschaffen is, zeker nu, geen optie omdat de financieel-economisch schade dan immens zal zijn. Het zal daarom veel stuurmanskunst vragen om de EU-boot niet stuk te laten lopen op de klippen. Maar dat laveren vergt wel stuurmanskunt. En daarvoor is een krachtige hand nodig. Misschien dat Merkel toch op de brug moet gaan staan.