Minima goedkoper met vroeg pensioen
DEN HAAG (ANP) – Mensen die het minimumloon verdienen of niet meer dan 150 procent van het minimumloon, kunnen na verhoging van de pensioenleeftijd toch op hun 65e stoppen met werken zonder al te veel in te leveren op hun koopkracht. Dat schrijft minister Henk Kamp (Sociale Zaken) dinsdag aan de Tweede Kamer.
De minister stelt tegemoet te komen aan de wens van de Kamer om lagere inkomens en mensen met zware beroepen te ontzien als in 2020 de AOW-leeftijd van 65 naar 66 jaar gaat en in 2025 naar 67 jaar. Kamp heeft gekozen voor het vaststellen van een inkomensgroep voor de nieuwe regeling, omdat het niet mogelijk is om de categorie zware beroepen te definiëren.
De lagere inkomens die eerder stoppen met werken, gaan er volgens de regeling niet meer dan 3 procent op achteruit. Kamp had na overleg met de vakbeweging al maatregelen genomen om het verlies in koopkracht te compenseren voor mensen die in 2020 toch nog op hun 65e jaar willen stoppen met werken.
De PvdA kreeg in september steun in de Kamer voor een voorstel om het koopkrachtverlies ook te beperken voor lagere inkomens en mensen met zware beroepen als zij na de verhoging van de AOW-leeftijd in 2025 2 jaar moeten overbruggen om toch met 65 jaar met pensioen te gaan. Hiervoor komt een aanvullende werkbonus, waarmee mensen die nog wel werken tussen hun 58e en 65e jaar een bedrag kunnen sparen van in totaal 17.000 euro. Zo kan het inkomensverlies in het tweede jaar van het pensioen ook worden opgevangen.
Deze extra werkbonus kost naar schatting 125 miljoen euro. Kamp haalt hiervoor geld uit het zogeheten Vitaliteitspakket met regelingen om mensen langer aan het werk te houden.