Onwetendheid van Jezus over wederkomst snijdt speculatie de pas af
De Heere Jezus heeft gezegd dat Hij de dag van Zijn wederkomst niet. Hoe kan Hij dan toch Gods Zoon zijn?
In Markus 13 is de redevoering van de Heere Jezus te vinden over de gebeurtenissen van de eindtijd en de wederkomst van Christus als beslissend eindpunt van de wereldtijd. Jezus stelt in dat verband ook het moment van Zijn wederkomst aan de orde. En verklaart met klem dat niemand het precieze tijdstip ervan weet, behalve de Vader. „Maar die dag en dat moment is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, ook aan de Zoon niet, maar alleen aan de Vader” (Mark.13:32).
Deze tekst is opvallend, omdat de Zoon hier aangeeft ook niet het moment van de wederkomst te weten. Deze uitspraak van de Heere Jezus wordt wel gebruikt om te betuigen dat Jezus dus niet werkelijk Gods Zoon was. Men redeneert dan: God is alwetend. Als Jezus werkelijk God is, is Hij ook alwetend. Jezus zegt hier iets niet te weten. Dus is Hij niet echt God.
Onbeduidend punt
Deze redenering werd al in de vierde eeuw naar voren gebracht door de volgelingen van Arius. De arianen vormden een stroming die Jezus niet erkenende als God, maar Hem als het hoogste schepsel zag. Wel hoger dan alle mensen, maar toch lager dan God Zelf. En inderdaad roept deze tekst vragen op. Jezus spreekt hier immers over Zichzelf als ”de Zoon”. Hij duidt Zichzelf hiermee aan als de Zoon van de Vader. En juist dan brengt Hij naar voren iets niet te weten. Als Jezus nu had gezegd: „De Zoon van David weet het niet”, of: „De Verlosser weet het niet”, dan had Hij benadrukt hoe Hij iets niet weet als mens, wat hij geworden is voor ons. Maar nee, Hij zegt iets niet te weten als de Zoon!
Hier spelen verschillende overwegingen een rol. Om te beginnen is het opvallend dat dit het enige is waarvan Jezus zegt dat Hij het niet weet. Terwijl dit naar verhouding een klein en onbeduidend punt is. Het is goed om te letten op alles wat Jezus wel weet: Hij weet jaren van tevoren dat de tempel verwoest zal worden (Mark. 13:2). Hij weet dat Hij zal lijden en precies op de derde dag zal opstaan (Mark. 10:34). Hij weet dat het Evangelie wereldwijd verspreid zal worden (Mark. 13:10). Hij kent de heilswil van de Vader en deelt die uit (Mark. 2:7 en 10), ja, Hij kent de Vader Zelf (Matth. 11:27). Vooral dat laatste: Hij kent de Vader, de levende, alomtegenwoordige God. Wat is vergeleken daarbij het tijdstip van Zijn wederkomst? Dus wat gewone mensen niet kunnen weten, dat weet Jezus. En iets wat van relatief weinig belang is, blijkt Hij niet te weten!
Waakzaam
Dit geeft aan dat er iets bijzonders is met deze onwetendheid rond de dag van de wederkomst. Hier is niet zomaar sprake van onwetendheid door een tekort aan inzicht. Dit wordt ons duidelijk als we de redevoering van Jezus verder onderzoeken. Het is Gods wil om de datum van de wederkomst onbekend te houden, opdat de gelovigen waakzaam zullen zijn. En elke dag bereid zullen zijn om Jezus te ontmoeten. Als de datum bekend zou zijn, zouden christenen heel snel traag en geestelijk lui worden. Zij zouden gaan denken: de wederkomst is toch pas over lange tijd of pas bij de volgende generatie, dus ik hoef me nu nog niet zo druk te maken. Dat zou het christendom onder de verzoeking van verwereldlijking brengen.
Als Jezus dus verklaart de dag en het uur niet te weten, dan is dat om werkelijk elke speculatie over de wederkomst de pas af te snijden. En omgekeerd: om Zijn gelovigen op te wekken tot een waakzaam leven waarin ze elke dag zo leven dat ze Hem kunnen ontmoeten.
Dan blijft nog wel de vraag: Hoe kan het dat Jezus zegt het niet te weten? Want als Zoon van God moet Hij het toch weten? Hier komen we bij het mysterie van de persoon van Jezus. Dat geheimenis is iets wat telkens weer in de evangeliën naar voren komt. Aan de ene kant vergeeft Jezus zonden, doet Hij wonderen, wekt doden op, wordt door God „Mijn geliefde Zoon” genoemd. We ontmoeten in Hem de Heere. Hij is de Heere, in liefde tot ons afgedaald uit de hemel om ons te verlossen. En tegelijk lezen we dat Jezus wandelt, moe is, eet en drinkt en hier iets niet weet. Daar verschijnt Hij als mens, als echt mens van vlees en bloed die deel heeft aan dezelfde beperkingen als wij, alleen zonder zonde.
Wonder
Juist die dubbelheid betrekt ons bij het wonder van de persoon van Jezus. Als Gods Zoon is Hij één met de Vader, en is met de Vader almachtig, alwijs, eeuwig. Maar Hij is ook werkelijk mens geworden. Daarom is Hij als kind gegroeid in wijsheid en kennis. Wat Hij als God volkomen had, moest Hij als mensenkind verwerven. En met deze uitspraak over het ”niet weten” geeft Jezus aan dat Hij als mens geworden Zoon ook onkundig is van de dag van de wederkomst. Als we dat doortrekken naar Hem als Zoon van God, leggen we te veel in deze tekst. Jezus spreekt hier niet als de Zoon van God zonder meer. Hij spreekt als Gods Zoon Die werkelijk en echt mens is geworden.
Maar waarom benadrukt Jezus dan alleen bij dit punt dat Hij het niet weet als mens? Terwijl Hij bij veel grotere dingen wel zegt het te weten? Over het kennen van de Vader, de precieze dag van Zijn opstanding, de eindtijd enzovoort? Dit alles geeft aan dat Jezus per se niet wilde dat de discipelen zich druk zouden maken over de datum van de wederkomst. Dat ze Hem er ook niet over lastig moesten vallen. Maar dat ze beslist en volledig het tijdstip zouden laten liggen. Opdat al hun aandacht zou uitgaan naar de persoon van Christus zelf. Om met Hem te leven, Hem te dienen en lief te hebben, van Hem te getuigen. Dan zouden ze ook, wanneer Jezus terugkomt, bereid blijken te zijn en binnen mogen gaan in Gods Koninkrijk.
Geen rekenarij
Deze uitspraak van Jezus geeft overigens wel aan hoe onjuist de rekenarij is van allerlei personen en stromingen die wel de datum van de eindtijd hebben willen vaststellen. We kunnen denken aan Jehova’s getuigen, maar ook aan allerlei andere personen en groepen. Daarmee negeren zij deze besliste uitspraak van Jezus. Bovendien blijkt elke keer weer dat men zich vergist heeft. Niemand weet het. Dat betekent dat de Heere Jezus ook deze winter zou kunnen komen. „Wees dus waakzaam” (Mark. 13:35).
Dr. P. F. Bouter, hervormd predikant te Bodegraven. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl