Het brandende braambos
Het is niet direct de bedoeling van deze rubriek om een stichtelijk woord te schrijven, maar ik hoop dat de redactie en de lezers mij het niet euvel duiden dat ik dit keer afwijk van het gebruikelijke patroon.
Als ik dit schrijf, ben ik net ontslagen uit een ziekenhuis, waar ik na een plotselinge opname vier dagen op de hartbewaking heb gelegen en een dotterbehandeling heb ondergaan. Je wordt dan in één keer –weer– met je neus op het ene nodige gedrukt en je beseft het betrekkelijke van alle onderwerpen die normaal in deze rubriek de revue passeren.
Tweede keer
Elf jaren geleden omstreeks dezelfde tijd zei een cardioloog na een hartkatheterisatie tegen mij de woorden die ik nooit vergeten ben: „U bent een dodelijke patiënt.” Later vertelde men mij dat ik volgens de boekjes niet meer had kunnen leven. Er volgde snel een hartoperatie, waarop direct een complicatie volgde die mij –weer– aan de rand van de dood bracht. Hoewel ik toen al na zes weken weer op de kansel stond, heeft het totale herstel wel zo’n jaar geduurd.
Nu lag ik na een bezoekje aan de huisarts binnen de kortste keren in een ziekenhuisbed. Met de klachten wist men niet goed raad, maar tijdens een katheterisatie werd het wel duidelijk: een zeer ernstige vernauwing. Tot mijn grote verwondering hoefde ik dit keer niet geopereerd te worden en kon met dotteren volstaan worden. Binnen vier dagen weer thuis.
Doornstruik
Daar lig je dan. Zeker met de ervaring van de eerste keer gaat er van alles door je heen. Zul je voor God moeten verschijnen? En dan? Is er dan niets in je leven gebeurd? Ja veel, maar… Wat heb je eraan als de maden er de volgende dag al uit kruipen? Je hebt anderen het Woord verkondigd, maar het ambt maakt niet zalig. Integendeel, heb je je hoorders wel voor de volle 100 procent de donder en de vervloeking van de wet laten horen? Heb je hun wel voor de volle 100 procent de liefelijkheid van het Evangelie voorgehouden? Wanneer waren er de ernst en de bewogenheid bij de Heere vandaan?
Een dominee wordt dan dominee af. En wat een schuld als je zeker weet dat de Heere je zaligmakend heeft opgezocht. Tegen al die bemoeienissen en genadegaven in zwaar en menigmaal misdreven. Gezondigd tegen de liefde. Dan krimpt de ziel ineen: Heere, ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
Toen bepaalde de Heere bij de geschiedenis van het brandende braambos in Exodus 3. En was het maar een braambos, het Hebreeuwse woord betekent doornstruik. Een braambos brengt nog vruchten voort, maar een doornstruik is zonder vrucht. Dat is een struik die de dorheid symboliseert, en die nog steekt ook. Daar lig je dan, en al je gerechtigheden worden een wegwerpelijk kleed. Een dorre struik. Je had de Heere hartelijk moeten beminnen, maar wanneer was het? Je had zielen tot God moeten bekeren, maar je hebt ze eerder van Hem afgestoten. Daar lig je dan.
Vuur
Dadelijk kun je God wel eens gaan ontmoeten. Hoe zal dat zijn? O, toen dat voor Mozes in Exodus 3 werkelijkheid werd, was de Heere in een vuurvlam. Vuur is het beeld van de vernietiging. Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
Tegenwoordig hoor je zelden meer van het recht Gods, maar in de vuurvlam was de Engel des Heeren, die in de verzen 4, 6 en 7 bijvoorbeeld geïdentificeerd wordt met de Heere Zelf. De bezoldiging van de zonde is de dood.
Als God komt, gaat de doornstruik branden. Geen bestaan meer mogelijk, omkomen. Met alles wat de Heere in je leven gedaan heeft, met al de ambtelijke genade: branden. Je moet denken aan Maarten Luther: „Kann auch ein Pfarrer selig werden?” Vuur, onuitblusselijk vuur.
Wonder
Ook bij Mozes was het een onuitblusselijk vuur. Hij kon het niet uit krijgen. Maar het wonder en teken was dat de doornstruik niet verteerde. Het vuur bleef branden, omdat de doornstruik niet tot as verging.
Waarom niet? Omdat de Heere Zelf in het midden van de doornstruik was. Hij in een vuurvlam. Zo heeft de Zone Gods in het menselijk vlees de hitte van Gods gramschap gedragen, opdat doemelingen in zichzelf door Zijn vertering aan het vloekhout der schande niet verteerd zouden worden.
O, als dit toegepast mag worden aan de ziel, dan wil je niet meer dan een doornstruik zijn, dan ga je het vuur kussen, omdat Hij in het vuur is. Zelf niet verteerd, omdat de Borg Zich heeft laten verteren. Niemand heeft groter liefde dan Hij. Hoe het dan ook gaat, maakt niet meer uit.
Bij de Heere is echter nog veel meer liefde. Hij deed geloven dat het ambtelijke braambos nog niet zou verteren. In de uitkomst werd dit tot dusver bevestigd en Hij zal het bevestigen, want Zijn Naam is Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Wat een wonder. Omdat de Naam van de Engel is Wonderlijk.
Het zal nooit wat met een mens worden, met zijn bekering niet en met zijn ambt niet. Ook niet met zijn dankbaarheid. Hij is en blijft een stekelige doornstruik. Maar zolang God in Christus in zo’n doornstruik wil zijn, zal die nooit verteren. De doornstruik zal zo licht en warmte geven. Zalig de mens en de ambtsdrager die verwaardigd mag worden het nooit verder te kunnen brengen dan een doornstruik, want die zal door het helse vuur niet beschadigd worden.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk. Reageren? goedbekeken@refdag.nl