Izak en Ismaël maken Amsterdamse begraafplaats schoon
Straatterreur tegengaan op de begraafplaats? Het kan: Laat jonge Joden en Marokkanen Joodse grafzerken schoonboenen. Met deze onorthodoxe aanpak scoort een groepje idealistisch Joden en Marokkanen in het Amsterdamse stadsdeel Oost. Zes weekenden achter elkaar knappen jongeren de vervallen Joodse begraafplaats Zeeburg op.
Het negatieve beeld dat rond Amsterdamse Marokkanen hangt: Saïd Bensellam was het spuugzat. En dan gaat hij iets verzinnen. Zo zit hij, doener, oud-kickbokskampioen en ex-straatschoffie, nu eenmaal in elkaar. En als Bensellam zich kwaad maakt, verdwijnt de negativiteit. Want daar heeft de brede Marokkaan een hekel aan. „Er zijn simpelweg al te veel negatieve mensen op de wereld”, zegt hij met plat Amsterdamse logica.
En daar moet wat positiefs tegenover worden gezet, met Joden en Marokkanen samen. Vandaar dat meer dan honderd jongeren van beide religies sinds oktober iedere zondag aan het klussen zijn op de oude Joodse begraafplaats Zeeburg. De enige dag die uitkomt, omdat vrijdag en zaterdag afvallen, als rustdag.
Bensellam staat op zo’n morgen aan het roer. De welzijnswerker van stichting Connect Initiatieven ziet toe hoe de zonen van Ismaël en Izak in broederlijke eenheid het onkruid weghalen dat de duizenden graven van begraafplaats Zeeburg overwoekert. Geen wanklank is te horen, tot zijn tevredenheid: „Afgelopen met die onzin over tegenstellingen, gewoon samenleven.” Mee eens, zegt een jonge Marokkaan met geluidsdempende dopjes in zijn oren. „We zijn toch allemaal mensen?”
Het is inmiddels druk geworden tussen de zerken. Stadsdeelvoorzitter Elatik en rabbijn Evers komen ook kijken.
Twee dagen later is de stilte weer terug. De sfeer op de begraafplaats Zeeburg –overwoekerde graven zo ver het oog reikt en verder– is even kil als het weer. Maar dat mag de pret in de bouwkeet langs de kant niet drukken, waar de initiatiefnemers vergaderen. De grapdichtheid is er hoog, zoals te verwachten valt als vier Amsterdammers op een kluitje zitten; daar kruipt geen geloof tussen. Gebbetjes vliegen over en weer tussen Amsterdammer Frans Stuy, de Joden Joop Meijers en Ephraïm Goldstoff en de Marokkaanse Bensellam. Met de laatste vaak als lachend lijdend voorwerp. Van de breedte van zijn schouders tot de maat van zijn neus: alles gaat over tafel.
Alle vier zijn opgegroeid binnen verschillende geloofsrichtingen. Zelfs de Joodse Meijers en Goldstoff verschillen: De eerste is niet religieus, de laatste orthodox. Toch is er vriendschap ontstaan rond de begraafplaats. Met Bensellam als middelpunt.
Alle grappen over de Marokkaan ten spijt, de andere drie zijn vol lof over hem: „Saïd is een gouwe.” Het initiatief is tenslotte te danken aan zijn opwinding. Ook nu maakt hij zich boos, legt hij uit. Zowel over jongeren die hun kansen vergooien, als over de negatieve manier waarop ze in de media komen.
Neem nou het akkefietje met de zogeheten lokjood, dit voorjaar. „Rabbijn Van de Kamp vond het toen nodig om hangjongeren in West een Hitlergroet te ontlokken. Zo zie ik dat: het was puur op de media gericht. Kijk, natuurlijk mogen die gasten geen Hitlergroet brengen, maar is provoceren wel goed?”
Bensellam, inmiddels twee keer uitgeroepen tot Amsterdammer van het Jaar, luchtte meteen na het incident zijn hart bij zijn vriend Frans Stuy, een Nederlandse kermisondernemer en vorig jaar gekroond tot Held van Amsterdam. Deze heeft al jaren lastige Marokkaantjes op de loonlijst staan die hij in zijn kermis moeiteloos onder de duim houdt. Dat doet hij met een beproefde methode. „Je begint met ze een hand te geven, dat scheelt al een heleboel.”
De twee togen samen naar de Joodse ondernemer Jaap Meijers, en via hem naar Ephraïm Goldstoff van de stichting Eerherstel Joodse Begraafplaats Zeeburg. Het plan was snel gesmeed: Marokkaanse en Joodse jongeren helpen samen zes zondagen om een gedeelte van de vervallen begraafplaats weer begaanbaar te maken. Zodoende kunnen bezoekers weer een klein deel van het immense gebied bewandelen. En, het tweede doel volgens Bensellam: „Van asociale snotneuzen topgasten maken.”
Want hoe enthousiast de inzet ook is: de begraafplaats is zo immens groot dat er uiteindelijk maar een klein gedeelte wordt schoongemaakt. Wel komt er een soort pad dat de mensen verder het gebied invoert.
Een natuurgebied eigenlijk. Want onder het ogenschijnlijk kalme rietveld krioelt het al decennialang van het dierenleven. Door de ontoegankelijkheid, grote mate van rust en het drasse milieu hebben zich er bijzondere vogels als de rietgors en de karekiet gevestigd. Ook reptielen en amfibieën komen er voor, zoals de ringslang.
Een wandeling door het gebied lijkt dan ook welhaast op een natuurexcursie. Maar: „Bedenk dat je hier over de graven loopt”, zegt Ephraïm Goldstoff. Hier liggen immers de arme Joden, en die konden alleen een houten grafbord betalen. In de Hongerwinter van ’44-’45 zijn die vrijwel allemaal gestolen en in de kachels verdwenen.”
Macaber idee. En de grote stenen zerken dan? „Die zijn voor mensen die op sjabbat overleden, of op een Joodse feestdag. Dan betaalde de Joodse gemeente voor hen een grafsteen.”
Meer dan 100.000 Joodse graven
De omvang van de 300 jaar oude graftuin in het Amsterdamse Flevopark wordt pas goed helder vanuit de lucht: maar liefst 8 hectare, zo’n tien voetbalvelden groot. Daarmee is het verreweg de grootste Joodse begraafplaats in Nederland en waarschijnlijk zelfs de grootste in West-Europa. Tussen 1714 en 1942 vormde het terrein de laatste rustplaats voor meer dan 100.000 lichamen. Letterlijk rustplaats, zegt Ephraïm Goldstoff van de stichting Eerherstel Joodse Begraafplaats Zeeburg. „Omdat hier leem in de bodem zit, zijn ze waarschijnlijk nog niet vergaan.”
Dat eerherstel heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog. Door de deportaties was er sinds die tijd immers niemand meer die de graven kon onderhouden.
In 1714 nam de Hoogduits-Joodse gemeente de begraafplaats Zeeburg in gebruik. Dit omdat de begraafplaats Muiderberg uit 1642 niet afdoende bleek, wegens de enorme groei van de Joodse bevolking in Amsterdam. Zeeburg was vooral bestemd voor arme Joden die geen graf konden betalen. Tevens begroef men er personen die op vrijdag, op de dag voor sjabbat, waren overleden. Na de zes klusdagen wil de stichting ook nog het oude smeedijzeren toegangshek herstellen.