Erkenning voor schilder Frederik Hendrik Hendriks
Eindelijk weer erkenning en waardering voor Frederik Hendrik Hendriks. Hij werd in zijn tijd enigszins gezien als zwartjas. Als een fijne gereformeerde, die zo heel anders was dan de flamboyante J. W. Bilders. Maar wel met een uitstekende naam als landschapsschilder. Een naam die later wat verdwaalde in de vergetelheid.
In Kasteel Doorwerth is een, niet al te grote, expositie ingericht met werk van de Frederik Hendriks (1808-1865) –de meester van Wolfheze– en van zijn leerlingen. Volgens Leo Kok, een van de organisatoren van de tentoonstelling, was er in het verleden –na de dood van de schilder– weinig belangstelling voor Hendriks, omdat men in ons land altijd wat verlegen was met de romantiek. „En inderdaad, dat was hier niet zo’n uitgesproken stijl als in het buitenland. De romantiek vloeide hier vanzelf, nauwelijks merkbaar over in het realisme.”
Dat neemt niet weg dat Hendriks grote betekenis heeft gehad. Samen met de schilder J. W. Bilders behoorde hij tot de eersten die van Oosterbeek het ”Gelders Barbizon” hebben gemaakt. Een groep leerlingen leerde hij naar de natuur kijken met de ogen van een gelovige. Ingetogen
De levenbeschrijving van Frederik Hendrik Hendriks oogt wat saai, vergeleken met veel van zijn schilderende tijdgenoten. De meesten leven als bohemien, Hendriks gaat ingetogen zijn weg. Anderen nemen het met de seksuele moraal niet te nauw, Hendriks houdt het zijn leven lang bij één vrouw, die hij hartstochtelijk liefheeft. Veel kunstenaars houden er een beperkt normen-en-waardenpalet op na, Hendriks leeft vooral naar de norm van Gods Woord. Veel landschapsschilders zien de natuur als God, Hendriks ziet God in de natuur, als Schepper en Onderhouder van alle leven. Het maakt in zijn ogen de mens Hendriks klein en bescheiden; al zijn geschilderde figuren staan ook klein en nietig in die grootse scheppingsheerlijkheid.
Lievelingetje
Na vier jaar getrouwd te zijn, krijgen Jan Hendriks en Anna Wilhelmina van der Heijden hun eerste kind, Grada. Er volgen nog zes kinderen, van wie Frederik Hendrik (17 januari 1808) de derde is, het lievelingetje van zijn ouders. Op ongeveer 13-jarige leeftijd mag de kleine ”Frits” naar de Teekenschool Kunstoefening in Arnhem, waar Hendrik Jan van Amerom hem de beginselen van de tekenkunst bijbrengt. De twee raken erg op elkaar gesteld. Ook sluit Frits vriendschap met zoon Jan van Amerom.
De banden worden verder aangehaald als Hendrik –na de dood van vader Amerom– bij de weduwe thuis haar nichtje Hendrika Wilhelmina De Gaaij Fortman ontmoet. Het huwelijk tussen de twee wordt in 1840 in Leiden gesloten.
Na korte tijd in Amsterdam te hebben gewoond, verhuist het jonge stel naar Oosterbeek, dat een magische aantrekkingskracht heeft op Frits Hendrik. Het landschap is wat heuvelachtig, beekjes stromen door de oude bossen naar de Rijn. Vooral ten noorden van Arnhem, in Wolfheze, vindt Hendriks de beslotenheid van de bossen, maar ook de vergezichten tot aan de ijle horizon, vennetjes en uitgesleten paden door hei en beemd. Uren dwaalt Hendriks met zijn schildersezel door de bossen om de mooiste plekjes te vinden.
Slechts enkele jaren later komt ook de schilder J. W. Bilders naar Oosterbeek. Beide kunstenaars trekken andere aankomende kunstschilders aan, die zij lesgeven en stimuleren. Of Hendriks en Bilders contact hebben, is onbekend gebleven. Zeker is wel dat hun levensstijl zo uiteenlopend is dat er weinig andere raakvlakken zijn dan hun liefde voor de natuur. En zelfs de basis voor die liefde is geheel verschillend.
Afgescheiden, of niet
Hendriks is een orthodox gelovig mens. Hij wordt gedoopt in de Hervormde Kerk, later is hij kind aan huis in het gezelschapsleven, tijdelijk is hij lid van de afgescheiden gemeente in Arnhem waaraan ds. Brummelkamp dan verbonden is. Hendriks oefent in Oosterbeek, verricht pastoraal werk namens de afgescheiden gemeente, wordt daar tot ouderling gekozen, maar waarschijnlijk nooit bevestigd vanwege zijn visie op de kinderdoop. En Hendriks is niet een man om gemakkelijk concessies te doen.
Het beeld dat hervormde kerkboeken, kerkenraadsnotulen van de afgescheidenen, maar vooral ook de levensbeschrijving door zijn vriend en leerling J. J. Cremer oproept, toont Hendriks als een bemiddelijk, zachtaardig mens die zich niet schaamt om voor zijn overtuiging uit te komen. Sterker, die het zielenheil van zijn naaste op het oog heeft. Jacob Cremer schrijft dat Hendriks altijd kalm bleef en goed kon luisteren naar andersdenken, „al smartte het hem in de ziel het kind te zien afdwalen van zijn God en Verlosser; hij werd niet toornig, want de toorn sluit de liefde uit; alleen was hij toornig tegen de zonde, vooral tegen eigen zonde! En ik geloof dat dit niet algemeen is.”
Waarschijnlijk is Hendriks op afstand van de afgescheidenen komen staan omdat hij de kinderdoop relativeerde en bij de leerstukken van uitverkiezing en erfschuld met vragen bleef zitten. Of er ooit sprake is geweest van censuur blijft onduidelijk, waarschijnlijk van een langzame verwijdering. Later keert naar de hervormde kerk, in Oosterbeek. Maar het staat niet vast of hij daar ooit lid is geweest.
Zonder winstbejag
Intussen spreekt hij met zijn leerlingen veel en indringend over geloofszaken. Cremer herinnert zich Frits’ „persoonlijke wedergeboorte die in waarheid feitelijk aan hem is geschied.” Hij schrijft dat Hendriks als student tamelijk onbezorgd leefde, in een koffiehuis aan de Rijn wel eens een biertje dronk en een potje domino speelde, „zij het zonder winstbejag.”
Als hij op een avond thuiskomt, ligt er een traktaatje op tafel met de titel: ”Zijt gij van uwe zaligheid verzekerd?” Daarop kan Hendriks slechts een ontkennend antwoord geven en de vraag laat hem niet meer los. Vanaf dat moment richt Frits Hendriks zich op het bovenaardse, zoekend naar „de zekerheid eener zaligheid aan gene zijde van het graf.” „De Heer”, concludeert Cremer, „had zich in die ure kennelijk aan hem geopenbaard.”
Hendriks overlijdt op 4 april 1865 op 57-jarige leeftijd. Op zijn grafsteen zijn een Bijbel en schilderspalet gebeeldhouwd. Aan het gedenkmonument betalen veel vrienden, bekenden en dorpsgenoten mee, onder wie J. W. Bilders.
”De meester van Wolfheze. Frederik Hendrik Hendriks (1808-1865) en zijn leerlingen” is tot en met 15 januari te zien in Museum Veluwezoom in Kasteel Doorwerth (Renkum).
Bij de tentoonstelling verscheen een gelijknamig boek bij uitg. Van Gruting, Utrecht; ISBN 978 90 7587 957 5; 120 blz.; € 24,-.
Leerlingen
Van zijn leerlingen is Petrus Oerder de trouwste volgeling, Hendriks’ dochter Sara even buiten beschouwing gelaten. Jacob Cremer zelf, die altijd met veel hoogachting over Hendriks sprak en schreef, volgde wel diens schilderkunst, niet diens geloof na. Hendriks mocht Cremer indertijd lesgeven, maar Jacobs vader bedong daarbij dat op de jongen ”geen geloofspressie” zou worden uitgeoefend. Andere leerlingen waren Corstiaan de Swart (1818-1897), Marinus Harting (1815-1861) en Frederik Johan Rosa jr. (1834-1859), die al op 25-jarige leeftijd stierf.