Brussel wil af van proef met lage BTW
De kapper, de fietsenmaker en de schoenlapper worden per 1 januari aanstaande waarschijnlijk duurder. Brussel wil namelijk af van de EU-bepaling die de mogelijkheid biedt dat zij voor verrichte werkzaamheden het lage in plaats van het hoge BTW-tarief in rekening brengen.
Begin 2000 hebben enkele lidstaten van de Unie, op grond van een door de vijftien ministers van Financiën aanvaarde richtlijn, voor een aantal arbeidsintensieve diensten een reductie van genoemde heffing ingevoerd. In ons land moeten neringdoenden uit de betrokken beroepsgroepen in de huidige situatie niet 19 maar 6 procent belasting bijschrijven op de nota voor de klant.
De aanpassing kwam tot stand bij wijze van experiment en zou in eerste instantie van toepassing zijn tot eind 2002. Afgelopen december werd binnen de EU afgesproken om de regeling, in afwachting van een verslag over de effecten ervan op de werkgelegenheid, nog zeker een jaar te handhaven.
Een nieuwe verlenging zit er echter niet in, zo bleek gisteren uit mededelingen van Europees commissaris Bolkestein, die de portefeuille Interne Markt en Fiscale Zaken beheert. Hij zal de bewindslieden in ieder geval geen voorstel voorleggen in die zin.
De proef was bedoeld om het zwartwerken te bestrijden en de banengroei te bevorderen. Bolkestein concludeert thans, aan de hand van de inmiddels verschenen rapportage, dat de BTW-verlaging geen of nauwelijks invloed heeft op de omvang van het bestand aan arbeidsplaatsen in Europa. Daarom acht hij de maatregel een verspilling van middelen. Die kunnen beter op een andere manier ingezet worden om de beoogde resultaten te bereiken, luidt zijn redenering.
De eurocommissaris verwacht dat een verlichting van de directe arbeidskosten, bijvoorbeeld in de sfeer van de sociale premies, meer zoden aan de dijk zet. Voorts merkt hij op dat de BTW een algemene bron van inkomsten voor de overheid is en dat het niet een instrument behoort te zijn om bepaalde sectoren te subsidiëren. Ook van een terugdringen van het zwarte circuit binnen de economie valt weinig te merken.
Alleen voor reparaties aan oude woningen mag de 6 procent van kracht blijven, omdat dit een uitzondering betreft die bijna overal in de EU wordt gehanteerd. In ons land gaat het hierbij concreet om schilders- en stukadoorswerk aan huizen die ouder zijn dan vijftien jaar. De Commissie streeft ernaar de tarieven en de lijst van producten en diensten waarvoor het lage percentage geldt, zo veel mogelijk te harmoniseren.
Vakbeweging en werkgevers maken zich sterk voor het behoud van de richtlijn. Zij zijn het niet eens met de constatering dat positieve gevolgen ontbreken. Ook staatssecretaris Wijn van Financiën heeft in Brussel aangedrongen op het niet afschaffen.
Volgens de FNV kan afschaffen een verlies van 10.000 banen veroorzaken. MKB Nederland spreekt in dit verband van „een drama.” VNO-NCW vindt de duur van het experiment te kort om harde conclusies te trekken en beoordeelt de analyse als onvolledig.
Het Centraal Planbureau heeft eveneens onderzoek verricht. Daaruit komt naar voren dat de effecten moeilijk zijn vast te stellen. Als lagere BTW leidt tot lagere prijzen, kan dat inderdaad meer klandizie tot gevolg hebben. Maar dit betekent veelal dat de ondernemer langere dagen gaat maken. Een eventuele toename van de werkgelegenheid treedt pas na verloop van tijd op, meent het planbureau.