In China zijn meer dan 500 doden gevallen. Het persbureau Xinhua zei dat er deze week, na drie dagen van betrekkelijk rustig weer, opnieuw zware regenval en harde wind wordt verwacht.

In de oostelijke provincies Jiangsu en Anhui hebben zeker 1,6 miljoen mensen hun huizen moeten verlaten. In Jiangsu waren boeren en soldaten bezig de dijken langs de rivier de Huai en het Hongzemeer te versterken. Om steden aan de benedenloop van de sterk gezwollen rivieren te beschermen hebben de autoriteiten hier en daar dammen opgeblazen.

In de centrale provincie Hubei werden twaalf slachtoffers geborgen van een modderlawine die zich daar zondag heeft voorgedaan. Eenzelfde aantal mensen wordt nog vermist. In de westelijker gelegen provincie Sichuan wordt gezocht naar 51 mensen die zaterdag door modderlawines zijn bedolven. De hoop op overlevenden van het natuurgeweld, dat zich voordeed in een berggebied waar vooral etnische Tibetanen wonen, is klein.

In India, Bangladesh en Nepal zijn sinds half juni 275 mensen omgekomen door overstromingen en aardverschuivingen. De meeste slachtoffers, 145, vielen in Bangladesh. Duizenden mensen verblijven daar op het dak van hun ondergelopen huis of kamperen op aarden dijken rond de rivieren, voorzover die niet door het overstromende water zijn weggeslagen. Tien mensen zijn overleden aan diarree ten gevolge van gebrek aan schoon water. Hulpverleners delen tabletten uit waarmee water kan worden gezuiverd, maar kunnen niet alle afgelegen dorpen bereiken en er zijn al honderden mensen ziek geworden.

De wateroverlast treft grote delen van Bangladesh en het noordoosten van India en Nepal. Behalve mensen zijn er veel dieren verdronken, rijstoogsten verloren gegaan en wegen en spoorwegen ondergelopen.