Ambassade in actie tegen blasfemiewet
DEN HAAG – Minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) onderzoekt of de ambassade in Pakistan, in het kader van een project over godsdienstvrijheid, de negatieve effecten van de blasfemiewetgeving in dat land kan tegengaan.
Dat heeft de bewindsman donderdag geantwoord op een vraag daarover van CU-Kamerlid Voordewind tijdens de behandeling van Rosenthals begroting.
De blasfemiewet in Pakistan verbiedt het beledigen van de islam. De wet wordt ingezet als verkapt middel om religieuze minderheden, waaronder christenen, te vervolgen.
Rosenthal zei verder dat in verschillende staten in India mensen die zich willen bekeren tot een andere godsdienst, moeten verklaren dat hun bekering niet onder dwang plaatsvindt. „Strikt genomen is dat geen beperking van de godsdienstvrijheid.”
Aan PVV, CU en SGP beloofde de minister dat het kabinet goed in de gaten houdt of Indonesië Papoea’s wel echt meer zeggenschap geeft, zoals is beloofd.
Op een vraag van de SGP over de slechte positie van blanke Afrikaners in Zuid-Afrika antwoordde de minister dat de bestrijding van racistisch geweld prioriteit heeft voor Zuid-Afrika.
Rosenthal bekritiseerde de toetreding van Syrië tot een comité van de VN-onderwijsorganisatie Unesco. „Zeer verontrustend.”
Tijdens het eerste deel van het begrotingsdebat, woensdag, namen SP en D66 PVV-Kamerlid De Roon onder vuur omdat hij een tweet had rondgestuurd met de tekst: „Te gek voor woorden: Joodse minister Rosenthal veroordeelt dat Israël bouwt in het hart van zijn hoofdstad.” Beide partijen vinden het onbestaanbaar dat de minister op zijn Joodse afkomst werd aangesproken.
Aanvankelijk handhaafde De Roon zijn tweet, maar later twitterde hij: „Ik betreur dat indruk is ontstaan dat ik handelen Rosenthal op niet-inhoudelijke criteria beoordeel. Rosenthal moet ook over Israël kunnen zeggen wat hem juist lijkt. Zijn Joods zijn speelt geen rol en had ik er niet bij moeten betrekken.”