Rosenthal: we zijn niet naar binnen gekeerd
DEN HAAG (ANP) – Nederland is niet in zichzelf gekeerd. Dat zei minister Uri Rosenthal van Buitenlandse Zaken donderdag in het debat over zijn begroting voor volgend jaar.
Hij herkent zich niet in de kritiek van vooral oppositiepartijen, sommige buitenlandse ambassadeurs en diplomaten dat Nederland naar binnen is gekeerd en onze invloed in het buitenland minder is geworden. Volgens de minister gaat dat voorbij aan de vele internationale samenwerkingsverbanden en de inzet in de internationale arena, zoals de deelname aan missies in Afghanistan, Libië en tegen piraterij.
Ook vervulde Nederland een voortrekkersrol bij sancties tegen Libië en Iran, is ons land actief in de Arabische wereld en ook druk met de ontwikkeling van de Europese Unie, waarbij Nederland helpt bij de aanpak van de problemen in de eurozone, aldus Rosenthal. Nederland neemt de internationale verantwoordelijkheden volgens hem zeer serieus. „Nederland zegt waar het op staat en handelt ernaar”, zei hij. Ook wees Rosenthal erop dat „het opkomen voor onze belangen wat anders is dan naar binnen gekeerd zijn.”
D66-leider Alexander Pechtold was niet onder de indruk van de opsomming. „Uw blokje visie is een grote gemiste kans”, zei hij. Volgens SP’er Harry van Bommel zit de minister in de ontkenningsfase, omdat hij niet in wil gaan op de kritiek die hij krijgt. Ook PvdA-Kamerlid Nebahat Albayrak was niet tevreden: „U beweegt zich als een olifant in een porseleinkast.”
De minister antwoordde daarop dat Nederland nu minder gericht is op consensus dan in het verleden. Dat wil volgens hem nog niet zeggen dat hij als een olifant door een porseleinkast gaat. „Het gaat om selectiviteit, we jagen niet meer overal achteraan. We doen niet meer aan het opgeheven vingertje.”
Rosenthal maakt gebruik van de zogenoemde receptorbenadering als het gaat om mensenrechten. Dat houdt in dat hij landen aanspreekt op het naleven van afspraken die zij zelf hebben gemaakt, bijvoorbeeld in verdragen of overeenkomsten. Dat kan onder meer gebeuren tijdens staatsbezoeken, ontmoetingen op internationale fora of op andere bijeenkomsten. Volgens de minister biedt deze methode kansen in „al die landen waar alleen maar confronteren contraproductief is.”