Onderwijs & opvoeding

Open of gesloten deur voor niet-christelijke leerling

Waarom sturen niet-christelijke ouders hun kind naar een christelijke school? Omdat die toevallig om de hoek staat of zit er meer achter? En hoe staan reformatorische en evangelische scholen tegenover het opnemen van niet-christelijke kinderen?

22 November 2011 19:48Gewijzigd op 14 November 2020 17:49
Foto RD, Anton Dommerholt
Foto RD, Anton Dommerholt

Slechts een kleine 20 procent van de Nederlandse bevolking gaat regelmatig naar een kerkdienst, zo blijkt uit een van de jongste onderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over kerkgang. Met ”regelmatig” wordt dan eenmaal per maand bedoeld.

Dan gaat het met de christelijke scholen in ons land een stuk beter. Volgens cijfers van het ministerie van Onderwijs bezocht in 2009 ruim 70 procent van de leerlingen een bijzondere school voor basis- of voortgezet onderwijs.

Het verschil in cijfers tussen kerkbezoek en schoolbezoek kan niet anders betekenen dan dat er veel niet-christelijke leerlingen op christelijke scholen zitten. Dat blijkt te kloppen. Er is echter een duidelijk onderscheid tussen protestants-christelijke en rooms-katholieke scholen enerzijds en Bijbelgetrouwe richtingen zoals reformatorisch, gereformeerd vrijgemaakt en evangelisch onderwijs anderzijds.

In het reformatorisch onderwijs, dat zo’n 5 procent van het scholenbestand uitmaakt, komen in principe geen leerlingen ‘van buitenaf’ binnen. Volgens de voorzitter van het college van bestuur van het Wartburg College in Rotterdam, W. Büdgen, heeft het reformatorisch onderwijs er bewust voor gekozen „de verworteling in Schrift en belijdenis vorm te geven in de luwte.” De school ligt in het verlengde van de opvoeding thuis.

Toch zijn er wel eens stemmen opgegaan om bijvoorbeeld een bepaald percentage van de leerlingen te laten bestaan uit kinderen van buiten de kring. Reformatorische kinderen kunnen dan wennen aan de omgang met niet-kerkelijke kinderen en de zegen van het reformatorisch onderwijs kan dan breder worden verspreid. Volgens Büdgen zijn dat „valide gedachten”, maar de praktijk laat niet toe die weg in te slaan. „Als je eenmaal iemand hebt toegelaten met een bepaald profiel, kun je een volgende met eenzelfde profiel niet weigeren. Als het tot een rechtszaak zou komen, dan red je het als school niet”, aldus Büdgen.

De evangelische scholen hebben ook een gesloten toelatingsbeleid, maar staan er wel iets opener in. Directeur Jaap Wisse van de Passie te Amsterdam: „Ook bij ons is respect voor de grondslag niet voldoende. Het gaat om verbondenheid met de Persoon van Jezus Christus. Daar vragen we ouders en leerlingen ook naar. In de puberteit ontwikkelt een kind zich en als die verbondenheid er niet meer is of niet komt, dan blijft zo’n kind wel bij ons op school. Soms komt een kind dat eigenlijk niet helemaal bij de school past via een vriendengroep de school binnen. Verder worden we soms geconfronteerd met niet-christelijke ouders en kinderen die met hun rug tegen de muur staan omdat ze nergens terechtkunnen.” Wisse denkt dat zo’n 3 procent van het aantal leerlingen op zijn school geen binding heeft met het christelijk geloof.

Protestants-christelijke en rooms-katholieke scholen hebben al jaren ervaring met een open toelatingsbeleid. Maar daarmee is niet gezegd dat ouders (en leerlingen) niets met de grondslag hebben. Uit interviews met de ongelovige ouders komt naar voren dat zij van mening zijn dat kennis van de christelijke traditie „geen kwaad kan.” Op sommige (soms behoudende) dorpsscholen is de overgrote meerderheid niet kerkelijk betrokken. Behalve dat de bereikbaarheid een rol speelt, gaat het ook om de goede naam van de school. Veel ouders zaten zelf ook op deze school en bewaren daar vaak positieve herinneringen aan.

Voor de niet-christelijke politieke partijen in de Tweede Kamer is het verschil tussen de percentages kerkbezoek en schoolbezoek een doorn in het oog. Jarenlang is geprobeerd om een procedure te vinden zodat christelijke scholen van kleur zouden gaan verschieten. Dat zou kunnen door ouders van wie de kinderen de school bezoeken, het recht te geven om de levensbeschouwelijke richting van de school te bepalen. Deze route is tot nu toe een doodlopende.

De niet-christelijke partijen hebben daarom een ander middel van stal gehaald, namelijk scholen ertoe verplichten om elke leerling aan te nemen die de grondslag van de school respecteert. Concreet betekent het dat christelijke scholen ook niet-christelijke ouders en hun leerlingen moeten toelaten, mits ze de schoolregels maar respecteren.

PvdA, GroenLinks, D66 en SP zijn bezig met een initiatiefwetsvoorstel hierover. In deze kabinetsperiode zal het er waarschijnlijk niet van komen. Het CDA is mordicus tegen en ook de PVV voelt er niets voor. De VVD houdt zich koest ter wille van coalitieparter CDA en stille gedoogpartner SGP. Maar als de liberalen er wel mee gaan instemmen, is er zomaar een meerderheid voor.

Voorlopig is er dus nog tijd voor bezinning, binnen en buiten de politiek. Dat doen de reformatorische en evangelische scholen in ieder geval wel. Dat is ook wel nodig, want deze richtingen in het onderwijs en ook de gereformeerd vrijgemaakte hebben een toelatingsbeleid waarbij in principe alleen degenen worden toegelaten die de grondslag onderschrijven. Bijbelgetrouwe scholen zouden in het hart worden getroffen door een wet die ertoe verplicht om leerlingen aan te nemen die alleen de grondslag van de school respecteren.

P. W. Moens, beleidsmedewerker bij de besturenorganisatie van het reformatorisch onderwijs, de VGS, vraagt zich in gemoede af welk probleem de PvdA met de initiatiefwet wil oplossen. „PvdA-Kamerlid mevrouw Hamer zegt dat ze de segregatie in het onderwijs wil tegengaan. Op zich is dat een nobel doel, maar daar is dit middel niet geschikt voor. Er zullen echt niet minder zwarte scholen komen als ouders zelf kunnen kiezen waar ze hun kind naar school doen. Nee, dit voorstel heeft tot doel de eigenheid van orthodoxe scholen en een zekere vrijheid van andere ouders aan te tasten. Het heeft volgens mij meer te maken met het streven om religie uit het onderwijs te bannen.”

Volgens Moens belemmert de initiatiefwet de vrijheid van oprichting en druist hij in tegen de vrijheid van richting van het onderwijs. „Het is ook strijdig met de vrijheid van vereniging. Kortom, een voorstel waarbij opnieuw grondrechten met elkaar botsen. Als blijkt dat artikel 1 van de Grondwet over de gelijke behandeling weer superieur wordt verklaard, is het echt hoog tijd om de Algemene wet gelijke behandeling te herzien, wil de politiek nog enigszins recht doen aan de pluriformiteit van onze samenleving.”

De Amsterdamse schooldirecteur Wisse zegt op persoonlijke titel dat hij het zeer zou betreuren als de overheid scholen gaat dwingen een open toelatingsbeleid te voeren: „Ik vind het vreemd dat je wettelijk wel de vrijheid hebt om een school te stichten, maar niet om de leerlingen aan te nemen die je wilt. Dan is vrijheid geen vrijheid meer.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer