Stelling van Haring dat soorten mogen uitsterven roept veel weerstand op
Filosoof Bas Haring krijgt een week na de verschijning van zijn boek ”Plastic panda’s” nog steeds woedende reacties op zijn stelling dat de wereld wel met de helft van het aantal soorten planten en dieren toekan.
Haring is bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden is. Voor zijn nieuwste boek is echter weinig begrip onder ecologen en biologen. Tijd om zowel Haring als zijn collega Jan J. Boersema enkele stellingen voor te leggen. Boersema is hoogleraar culturele en levensbeschouwelijke dimensies van de relatie mens en natuur aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Inderdaad, de wereld kan ook met de helft van het aantal soorten planten of dieren toe.
Haring: „Dat is een gok, het zou ook een derde of twee derde kunnen zijn. Ik vind het geen ramp dat er soorten verdwijnen die we nu krampachtig met veel geld en moeite proberen te behouden. Wat ik graag wil, is een mooie aarde waarop zo veel mogelijk levende wezens een prettig leven leiden. Maar dat is niet per se de aarde zoals die er nu uitziet.”
Boersema: „We moeten wel heel goede argumenten hebben om een plant of dier een plek op aarde te ontzeggen. Als uitsterven te voorkomen is, moeten we het volgens mij voorkomen. Het kan best zijn dat een soort een belangrijker functie in het ecosysteem heeft dan wij weten. Daar komen we achter als de plant of het dier er niet meer is, maar dan is het niet meer terug te draaien.”
De Nederlandse natuur is net zo waardevol als er de helft minder soorten in leeft of groeit.
Haring: „Waarde is een persoonlijk oordeel. Voor mij ligt de waarde van een natuurgebied niet in het aantal soorten dat er voorkomt. Ik vind als leek een soortenarm regenwoud net zo mooi als een soortenrijk regenwoud.”
Boersema: „Het aantal soorten in een gebied is niet direct verbonden met de kwaliteit van de natuur. Haring benadert het vooral van de sociaal-culturele kant: het uitsterven van de korhoen zal 99 procent van de Nederlanders een worst zijn omdat ze de vogel nooit hebben gezien en er dus ook nooit van hebben kunnen genieten. Hun geluksbeleving verandert niet door het uitsterven van soorten die ze toch nooit zien. Vanuit ecologische oogpunt is het uitsterven van de korhoen wel een waardevermindering.”
God gaf Noach niet voor niets de opdracht om van elke soort twee dieren mee in de ark te nemen. Hij wilde „het zaad levend houden op de ganse aarde.” (Genesis 7:3).
Haring: „Als het verhaal van Noach waar zou zijn, geloof ik niet dat er van al die tienduizenden soorten insecten die we nu op de aarde kennen elk twee in de ark waren. Toen was het begrip soort heel anders en werden vele van die beestjes over één kam geschoren. Ik denk dat God een normaal leven na de zondvloed mogelijk wilde maken.”
Boersema: „In dat verband lees ik ook Genesis 9, waarin God na de zondvloed een verbond maakt met alle levende zielen op aarde, dus ook met alle dieren. Voor mij bevestigt deze geschiedenis dat wij als rentmeesters van de schepping wel heel goede argumenten moeten hebben om een door God behouden diersoort zomaar te laten uitsterven.”
Het uitsterven van een soort brengt de voedselketen in onbalans.
Boersema: „Mee eens. Hoe hoger een dier in de voedselketen voorkomt, hoe groter het effect van uitsterven is. In Amerikaanse wildparken is onderzoek gedaan naar het verdwijnen van de wolf. Uiteindelijk bleken er daardoor minder libellen te leven. Het aantal herten groeide, zij vraten te veel bast van de bomen, waardoor er voor bevers niet genoeg overbleef. Minder bevers betekende minder dammen in het gebied en dus minder overstroomde, waterrijke gebieden en daardoor minder libellen. Bovendien rukten door het verdwijnen van de wolf wilde katten op vanuit de steden die een ware slachting aanrichtten onder de zangvogels in het wildpark.”
Haring: „Als dat dier hoog in de voedselketen staat, heeft dat inderdaad gevolgen. Maar zijn die nu echt zo erg? De jaguar is in veel streken in Zuid-Amerika verdwenen. Het gevolg is dat bepaalde knaagdieren zich verder over het continent verspreiden. Er verschuift wat, maar dat is in veel gevallen helemaal geen ramp. Toen de konijnen in de Romeinse tijd in Nederland werden ingevoerd, veranderde het Nederlandse landschap daardoor. Niemand die daar nu nog moeilijk over doet.”
Het verdwijnen van inheemse soorten (zoals de Europese rivierkreeft) is niet erg als er exotische soorten (zoals de Amerikaanse rivierkreeft) voor in de plaats komen.
Haring: „Klopt. Het leven in de natuur is voor dieren toch al ellendig. Altijd is er gevaar om gedood te worden door roofdieren of mensen. Altijd op zoek naar voldoende eten om niet te verhongeren. Dat drama wordt niet heel veel groter als er een concurrent uit een ander werelddeel komt.”
Boersema: „Een toename van de biodiversiteit is niet altijd winst. Maar in de meeste gevallen is het geen probleem. Het damhert is hier ooit ingevoerd, maar is inmiddels geaccepteerd als een Nederlandse soort.”
De herintroductie van ooit uitgestorven diersoorten in Nederland zoals otter, bever en zalm is een goed idee.
Haring: „Dat is vooral een esthetische overweging. Blijkbaar vinden we het park Nederland met z’n allen mooier mét otter dan zonder otter. Waarschijnlijk heeft dat dier ook nog wel een nuttige functie in ons ecosysteem. Prima toch?”
Boersema: „Ik ben daar niet principieel op tegen. Wij mensen hebben er onder andere door de verontreiniging van het water voor gezorgd dat die dieren hier niet meer konden leven. Nu die omstandigheden verbeterd zijn, mogen we ze best een handje helpen om hier weer te komen.”
Mede n.a.v. ”Plastic panda’s. Over het opheffen van natuur”, door Bas Haring; uitg. Nijgh & Van Ditmar Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 388 9467 6; 224 blz.; € 19,95.
Rode Lijst
beeld Wikimedia
De International Union for Conservation of Nature (IUCN) presenteerde vorige week de nieuwe Rode Lijst van bedreigde dier- en plantensoorten. Van de 61.914 soorten zijn er volgens de unie 801 uitgestorven en wacht 24.216 soorten hetzelfde lot. Dat betekent: een op de vier zoogdieren, een op de acht vogelsoorten, een op de drie amfibieën en een op de drie koraalsoorten. Door het toedoen van de mens verdwijnen de soorten volgens IUCN op dit moment 100 tot 1000 keer sneller dan zonder menselijk handelen. Van de 379 soorten planten en dieren die van nature in Nederland voorkomen of voorkwamen worden er ten minste 55 bedreigd. Een aantal voorbeelden:
Paling
Latijnse naam: Anguilla anguilla.
Leefgebied: Europa en noordelijk Afrika.
Status: Ernstig bedreigd.
Oorzaken: Overbevissing, vervuiling oppervlaktewater.
Steur
Latijnse naam: Acipenser sturio.
Leefgebied: Garonne in Frankrijk en in het Rionibekken in Georgië.
Status: Bijna uitgestorven.
Oorzaken: Verlies leefgebied, vervuiling, overbevissing.
Europese rivierkreeft
Latijnse naam: Astacus astacus.
Leefgebied: Europa, in Nederland alleen nog in schaatsvijver op Landgoed Warnsborn bij Arnhem.
Status: Bijna uitgestorven.
Oorzaken: Tekort aan schuilmogelijkheden, kreeftenpest (overgedragen door Amerikaanse rivierkreeft), teveel nitriet in het water.
Gestreepte waterroofkever
Latijnse naam: Graphoderus bilineatus.
Leefgebied: Europa.
Status: Ernstig bedreigd.
Oorzaken: Overbesting, verzuring, verlies leefgebied.
Stompe grondwaterslak
Latijnse naam: Avenionia brevis roberti.
Leefgebied: Europa.
Status: Bedreigd.
Oorzaken: Watervervuiling, verlies leefgebied.
Otter
Latijnse naam: Lutra lutra.
Leefgebied: Europa en Azië.
Status: Bedreigd.
Oorzaken: Vervuiling, habitatvernietiging, verkeer, visnetten en jacht.
Meervleermuis
Latijnse naam: Myotis dasycneme.
Leefgebied: Europa, vooral Nederland.
Status: Ernstig bedreigd.
Oorzaken: Minder mogelijkheden voor winterslaap, verstoring.
Wulp
Latijnse naam: Numenius arquata.
Leefgebied: Europa.
Status: Bedreigd.
Oorzaken: Verlies leefgebied, beperking broedmogelijkheden.
Grote vuurvlinder
Latijnse naam: Lycaena dispar.
Leefgebied: Europa
Status: Ernstig bedreigd.
Oorzaken: Verlies leefgebied.
Pilvaren
Latijnse naam: Pilularia globulifera.
Leefgebied: Europa.
Status: Ernstig bedreigd.
Oorzaken: Verlies leefgebied.