„Preken over Nederlandse Geloofsbelijdenis niet makkelijk”
Op 2 november was het precies 450 jaar geleden dat binnen de muren van het kasteel te Doornik een pakketje werd gevonden. Dat was blijkbaar ’s nachts over de muur geworpen. Het pakje bevatte de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), met een begeleidend schrijven aan koning Filips II, en een brief aan regentes Margaretha van Parma.
De inhoud van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die uit 37 artikelen bestaat, ging op den duur functioneren als een verbindend belijdenisgeschrift der gereformeerde kerken in de Nederlanden. Jacobus Revius deed in 1623 de ”Confessio Belgica”, zoals de NGB ook wel genoemd wordt, verschijnen in een Griekse vertaling. Hij hoopte dat het geschrift na lezing zou leiden tot een reformatie van de Oosters-Orthodoxe Kerk, waarvan de westerse kerk al bijna zes eeuwen gescheiden was.
Hoewel er veel punten van overeenkomst zijn, is de NGB anders van karakter dan de twee jaar jongere Heidelbergse Catechismus. Laatstgenoemd geschriftje is een leerboekje waarvan de jeugd de inhoud vanbuiten moest kennen. Nog liever vanbinnen. De NGB was meer een publiek getuigenis aan de overheid om vooroordelen weg te nemen en aan te tonen waar de aanhangers van de „nije leer” nu echt voor stonden.
De Heidelbergse Catechismus leende zich vanwege het karakter van leerboekje uitnemend als preekstof. Talloze catechismusverklaringen zijn er verschenen. Doorgaans zijn dat prekenboeken, omdat elke tweede kerkdienst een leerdienst was met een zondag uit de Heidelberger als onderwerp. Slechts een kleine greep uit de auteurs: Bernardus Smytegelt, Justus Vermeer, Hermann Friedrich Kohlbrugge, G. H. en J. W. Kersten, J. van Sliedregt, C. Smits en W. Verhoeks.
Preken over de NGB is moeilijker. Een preek houden over de apocriefe boeken is bijna onmogelijk, mits men het bewuste artikel 6 verbindt aan het vijfde, over de autoriteit van de Heilige Schrift, of artikel 7 over de volkomenheid van de Heilige Schrift. En preken over het „schuldig zijn zich bij de ware kerk te voegen” (artikel 28) lijkt me onmogelijk.
Toch zijn er altijd voorgangers geweest die de Nederlandse Geloofsbelijdenis hebben doorgepreekt en hun schetsen of zelfs complete preken lieten drukken. Ds. W. L. Tukker was een van die weinigen. Enkele jaren geleden verscheen er ook een prekenbundel van ds. D. Heemskerk. Bij de nadere reformatoren zoekt men tevergeefs naar deze stof, of men moet denken aan ”Zions roem en sterkte” van Arnoldus Rotterdam. Dit zijn echter geen preken maar dogmatische verhandelingen in vraag- en antwoordvorm.
De enige die in de dagen der Nadere Reformatie preken over de NGB het licht deed zien, was Balthazar Bekker. In 1696 verschenen zij onder de titel ”De leere der Gereformeerde Kerken van de vrye Nederlanden, begrepen in derselver Geloofsbelydenisse”. Maar daar zat wel een cartesiaans luchtje aan. Hij ontkende het bestaan van goede en kwade engelen, wat juist artikel 12 belijdt. De eerste uitleg was dus niet de beste, al verscheen het in de gouden eeuw, materieel en geestelijk…