Bernard van Clairvaux, apologeet voor juiste prioriteiten in het leven
Wat is het belang van de middeleeuwse apologie van Bernard van Clairvaux?
Apologieën van het christelijk geloof zijn er door de tijd heen in diverse soorten en maten geweest. De vroegchristelijke apologetische geschriften leveren in de regel een verdediging tegen niet-christelijke buitenstaanders. Kerkvaders hebben die verdediging op verschillende manieren gevoerd. Iemand als de 4e-eeuwse schrijver Lactantius schrijft met zoveel woorden dat eerdere apologeten, zoals Tertullianus en Cyprianus, steken hadden laten vallen. Hij belooft zelf beter werk te leveren. Als apologeten elkaar willen overtreffen, is het geen wonder dat ook de christenen die zij verdedigen, onderling wedijveren over wie zich het beste gedraagt.
Daarmee zijn we bij de aanleiding van een apologie van eeuwen later die is overgeleverd onder de titel ”Apologie aan de abt Willem”. De schrijver, Bernard van Clairvaux, richtte zijn verhandeling omstreeks het jaar 1125 aan Willem van Saint Thierry. Deze Willem was abt van een klooster bij Reims en had Bernard om dit geschrift gevraagd. Aanleiding was onenigheid en rivaliteit tussen monniken. Aan de ene kant stond Cluny, een kloosterbeweging die ontstaan was in de tiende eeuw. Aan de andere kant stonden de cisterciënzer monniken, die in aan het begin van de twaalfde eeuw de macht en rijkdom van Cluny kritiseerden en tot de regel van Benedictus wilden terugkeren.
Willem van Saint Thierry was een cluniacenzer monnik, terwijl Bernard van Clairvaux behoorde tot de cisterciënzers. Zij stonden persoonlijk op goede voet met elkaar. Maar dat kon niet gezegd worden van de verschillende kloosterbewegingen waartoe zij behoorden. De ”Apologie” die Bernard schrijft, is in eerste instantie een verdediging tegen het verwijt dat de cisterciënzer nieuwkomers in veroordelende hoogmoed neerkeken op de monniken van Cluny.
Blijkbaar was zo’n apologie nodig tussen christenen onderling. De consequentie voor geloofsverdediging in de richting van niet-christenen was duidelijk. Zulke buitenstaanders kon men niet langer het voorbeeldige gedrag van christenen voorhouden. Die lijn van betoog is nog wel bij apologeten in de Vroege Kerk te vinden. De 2e-eeuwse apologeet Aristides schetst bijvoorbeeld een aantrekkelijk beeld van het leven van christenen: wat zij niet willen dat hun geschiedt doen zij ook een ander niet, en hun concrete naastenliefde brengt zelfs kinderen en slaven ertoe om christen te worden. Bij dat tafereel staan de rivaliserende monniken van de 12e eeuw behoorlijk ver vandaan. En dus moet ook de apologie op een andere manier gevoerd worden. In die omstandigheid voert Bernard een pleidooi voor het stellen van de juiste prioriteiten in het leven.
Eerst jezelf
Om te beginnen: de eigen zonden verdienen prioriteit boven die van anderen. Het is nodig eerst in de eigen tuin te wieden, alvorens aan andermans zonden toe te komen. Dat is een punt tegen Bernards eigen ordebroeders: „Wat is dat voor een orde, dat u zo nieuwsgierig op zoek bent naar de splinter in het oog van de broeders voordat u de balk uit eigen oog hebt weggedaan?” Bernard spreekt hier over nieuwsgierigheid: dat is iets heel anders dan tegen wil en dank geconfronteerd worden met andermans ondeugden en er met de beste wil niet omheen te kunnen die onder ogen te zien.
De eigen zonden, die moeten eerst onder ogen gezien worden. Als dat niet gebeurt, terwijl wel kritiek wordt uitgeoefend op anderen, ontstaat huichelarij. Bernard spreekt een tweevoudig wee uit voor wat hij noemt „trotse armen” en voor degenen die wel uiterlijk „het kruis van Christus dragen, maar die Christus niet volgen.”
Eerst de ziel
Een tweede prioriteit: de ziel gaat boven het lichaam, geestelijk heil boven lichamelijk welbevinden. Het monnikenbestaan wordt geleefd onder bepaalde regels, zoals voorschriften voor kleding en eetgewoonten. Maar wie kritiek heeft op monniken die deze voorschriften niet strikt in acht nemen, wordt door Bernard gematigd. Wanneer Jezus zegt dat het Koninkrijk Gods „binnen u is” (Lukas 17), betekent dit: „niet uitwendig in kleding of in de voeding van het lichaam, maar in de krachten van de inwendige mens.” De voorschriften voor de ziel zijn dus belangrijker dan die voor het lichaam en „de echte geestelijke kleding” bestaat in vroomheid en nederigheid.
De monnik Bernard wil dat zowel de geestelijke als de lichamelijke voorschriften in acht worden genomen. Maar de eerste verdienen de prioriteit. Als er noodzaak ontstaat om te kiezen, vervallen de lichamelijke voorschriften ten gunste van de geestelijke. Toch zijn die lichamelijke, uitwendige plichten wel belangrijk. Volgens Bernard is het niet goed mogelijk om geestelijke oefeningen te doen zonder de lichamelijke. Het natuurlijke gaat immers ook volgens Paulus aan het geestelijke vooraf (1 Kor. 15).
De ziel is belangrijker dan het lichaam. Daaraan verbindt Bernardus de gedachte dat men zich in uiterlijke dingen moet hoeden voor het overtollige, voor wat hij noemt „een cultus van het lichaam” waarbij men „het lichaam zo dient, dat de ziel gedood wordt.” Het gaat hier onder meer over eetgewoonten en kledij. In kloosters verstaat de kok maar al te goed de kunst om de monniken het enige verbluffende gerecht na het andere voor te schotelen. Zelfs als de abt zich op reis begeeft, is eenvoud soms ver te zoeken. Bernard heeft er wel één gezien die zestig paarden nodig had in zijn gevolg. Hij bepleit dat monniken de nederigheid en eenvoud van de ziel tot uiting brengen in een levensstijl die zich beperkt tot wat nodig is.
Eerst de waarheid
De derde prioriteit is de waarheid. Toen het gedrag van monniken te wensen overliet, schreef Bernardus een ”Apologie” die prioriteiten van het Evangelie tot gelding wilde brengen. Het feit dat Bernard schreef voor monniken betekent niet dat zijn aanpak geen betekenis heeft voor hedendaagse apologeten die schrijven voor de niet-christelijke lezer. Zijn uitgangspunt was: anderen prijzen waar dat enigszins mogelijk is, en kritiseren waar nodig. Hier wordt een derde prioriteit zichtbaar: de waarheid gaat voorop. De apologeet neemt daarbij voor lief dat zijn kritische uitlatingen bij de geadresseerden niet goed vallen. Gregorius de Grote had het al gezegd: „Het is beter dat er ergernis ontstaat dan dat de waarheid verlaten wordt.”
Dr. Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp
Aristides: Bernard Pouderon et al. (ed.), Aristide, Apologie, Paris 2003, § 15.4-5.
Bernardus: Apologia ad Guillelmum Abbatem, Apologie an den Abt Wilhelm, in: Gerhard B. Winkler et al. (ed.), Bernhard von Clairvaux, Sämtliche Werke, lateinisch/deutsch, deel 2, Innsbruck 1992, 137-204 (met inleiding van Ulrich Köpf).
Cluny en cisterciënzers bijv.: Everett Ferguson, Church History, I, From Christ to Pre-Reformation, Grand Rapids 2005, index s.v.