Omzwervingen door de ‘laars’
Titel:
”Een tik van Italië”
Auteur: Wim Zaal
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, bijgewerkte herdruk 2001
ISBN 90 75323 42 5
Pagina’s: 128
Prijs: € 13,61. „De mededeling dat ik Nederlander ben wordt met een besmuikte grijs beantwoord; sinds Ajax wat minder tot de verbeelding spreekt, kent men ons land voornamelijk als een Sodom en Gomorra.” Wim Zaal doet in ”Een tik van Italië” verslag van zijn omzwervingen door de laars van Europa. Hij getuigt daarbij van zowel opmerkingsgave en spitsvondigheid als van talent om te schrijven.
Zaal beschrijft zijn indrukken van Napels, Toscane, Bologna en Milaan met z’n imposante dom: „En als je het dak beklimt met zijn loopgangen, balkons, portieken, wenteltrappen en talloze beelden op consoles, tussen pilaren en vol afdakjes en torentjes -een sprookjesbos van marmer- is het of je, tot een centimeter verkleind in een prentenboek loopt.” Beeldend, herkenbaar voor wie er geweest is, maar niet békend dankzij de originele verteltrant, schetst de auteur zijn bevindingen.
Toeristische trekpleisters als Leonardo’s ”Laatste avondmaal” en Florence bezoekt hij, maar vaker nog de uithoeken, de afgelegen plaatsen: „Noordelingen zakken zelden zover af. Beneden Bari en Alberobello ligt maar één stadje met een zekere faam (en dat nog op honderdzestig kilometer afstand), Lecce, dat het Florence van het zuiden heet. Het lijkt er niet op, hoe lief het ook is. (…)”
Wie bij de titel ”Een tik van Italië” vreest een dwepend verhaal in handen te krijgen, kan gerustgesteld zijn. Zaal schrijft nuchter, onderkoeld en meer dan eens bepaald ironisch. Sommige sfeerbeschrijvingen zijn desalniettemin prachtig. Een impressie van Bologna, op een laatste avond dat de auteur er rondloopt: „Een paar uitstalkramen hebben nooit van nacht gehoord en stralen door, maar de straten raken ontvolkt. De Afrikanen stoppen hun armoedig glinsterende koopwaar in zakken, de vrouw van de kiosk bergt de tijdschriften weg, de stad vouwt zich behaaglijk op. Een verkeersader heeft een lage polsslag.”
Soms gaan de personificaties wel erg ver, bijvoorbeeld als Zaal het heeft over „doodgeboren flatgebouwen.” Overdrijven doet hij ook graag en zijn voorstellingsvermogen -dat het boek vaak, maar niet altijd, ten goede komt- kent geen grenzen. Over zijn zoektocht naar herinneringen aan Jozef van Copertino vertelt hij: „In de hoek waar hij ter wereld is gekomen, hebben bezoekers met knielen en kussen de vloer uitgesleten (ik verbeeld mij zelfs knaagsporen te zien).”
Geen weetjes
Tal van wetenswaardigheden passeren de revue in dit vlot geschreven boek: Venetië heeft nauwelijks fresco’s omdat het vocht in de muren die techniek welhaast onmogelijk maakt; Mussolini zond zijn vijanden bij voorkeur in verbanning naar een eilandje, want bij veranderende omstandigheden moesten ze misschien wel burgemeester worden; de wonderdoende monnik Padre Pio ligt in het foeilelijke San Giovanni begraven. Toch zegt de achterflap terecht: „Je consumeert geen weetjes, je doet ontdekkingen, je kijkt niet tegen de gevels aan, je glipt stilletjes naar binnen.”